Trampvaart in de Pacific met de Antillian Carriers
Maarten Vroombout
Verbazing is een artikel met een beperkte houdbaarheid. Vaak maakt een gebeurtenis die je voor het eerst meemaakt een diepe indruk die later niet herhaald kan worden. Was het maar zo dat je alles met de ogen van de eerste keer kon blijven zien.
Ik was in 1970 twintig jaar oud en werkte bij Radio Holland in de functie van marconist of op zijn zondags gezegd Radio Officier. Aan boord van schepen beter bekend als “sparks”.
Omdat er destijds niet veel werk in de koopvaardij was en omdat ik nog maar pas in dienst was, had men bedacht dat ik wel voor een Amerikaanse maatschappij kon varen die in Nederland een bemanning voor haar schepen bij elkaar sprokkelde.
Nou ja, alles liever dan thuis zitten dus ik voelde er wel voor..
Voor het eerst van mijn leven zat ik een week later in een vliegtuig op weg naar New Orleans en nog herinner ik mij de sensatie bij het opstijgen. Het gebrul van de motoren en het gevoel dat je diep in je stoel werd gedrukt.
Veel duidelijkheid over het schip waar we naartoe gingen kwam er niet. De een beweerde dat we naar een schip gingen dat “volgens de knakker van het kantoor nog van de werf komt” en een ander wist te vertellen dat het een oude Victory was van de Amerikanen overgenomen door een Nederlandse maatschappij.
De toekomst zou leren dat noch het een noch het ander de volle waarheid was. Bovendien was het een splinternieuw maatschappijtje met de naam “Antillian Carriers” en niemand had er dus ooit van gehoord en er ook maar enige ervaring mee.
Na een korte vlucht stonden we in Parijs waar we een uur of vier aan de grond moesten blijven staan omdat er nogal dringend aan een motor gesleuteld moest worden die niet goed scheen te lopen.
Tijd genoeg om het groepje eens verder op te nemen. Er was een hoofdwerktuigkundige (HWTK) met een enorme hengel waarmee hij voortdurend schijnaanvallen uitvoerde. Een elektricien die vanwege een indrukwekkende verrekijker op zijn buik eerst voor toerist werd gehouden. Een Indonesische tweede stuurman en een vierde werktuigkundige (WTK)met een Elvis Presley kuif en nog een groep van twintig Portugese bemanningsleden. De rest van de officieren scheen al aan boord te zijn.
Nadat de reparatie kennelijk geslaagd was zaten we dan toch in de zilveren vogel. Het was een Boeing 737, en we stegen voor de tweede keer op. Dit keer vond ik het al wat minder spectaculair.
Dat veranderde toen we in slecht week terechtkwamen waarbij we als jongleurs moesten manoeuvreren om onze glazen en kopjes vol en waterpas te houden.
Uren later stonden we in Boston waar we moesten overstappen.
Daar bleek dat de koffers van de tweede stuurman en onze elektricien die zich inmiddels als “Ome Cor” had bekend gemaakt nog in Parijs stonden.
Alleen door zacht en kalmerend toespreken kon ome Cor toen nog bewogen worden om de reis voort te zetten. Voor de tweede scheen het niet zoveel uit te maken voor hem was het al de derde keer dat hem zoiets overkwam.
Cor zette dus de reis voort in de sfeer van James Bond (who travels light). Zijn diplomatenmapje in het open bagagerek en zijn kijker op zijn buik. De situatie werd er niet beter op toen de stewardess zich met de bekende beroepsmatige glimlach naar hem overboog en hem dringend verzocht om het diplomatenmapje uit het rek te halen vanwege het doodsgevaar voor de mede-inzittenden. Een ook maar enigszins psychologisch onderlegde geest kon al raden wat dit bij onze Cor losmaakte.
Na enige minuten van zelfbeklag en aantijgingen aan het adres van de onbekenden die hem dit allemaal aandeden moest er drank komen. Helaas die was er niet meer evenals het andere door hem verlangde genotmiddel; sigaretten. Onder de uitroep “en nu moet het ze geld kosten en alles wat ik in mijn handen krijg, moet kapot” draaide hij de airconditioning vol open en alle lichten aan inclusief het waarschuwingslichtje voor de stewardess. Er viel heel wat te lachen bij dit begin van onze reis.
Uiteindelijk kwamen we toch nog in New Orleans, uren te laat dat wel. De vochtige warmte zo eind september viel als een deken over ons heen. Die deken hadden we echt niet nodig met onze bekende blauwe regenjassen aan waarmee we van Schiphol waren vertrokken.
Met die jas aan kon je immers meer bagage meenemen.
De uren oponthoud waren ook aan de agent die ons opwachtte niet ongemerkt voorbijgegaan. Hij had er af en toe maar eens eentje op genomen en misschien wel twee of drie.
Met die vent stappen we niet in een busje werd al gauw besloten zodat we nog een uurtje moesten wachten voordat er een paar taxi’s waren gevonden om ons naar het Sheraton hotel te brengen waar we al snel de rust boven het vertier verkozen.
De volgende morgen waren we er al weer vroeg bij want we zouden naar ons schip worden gebracht, maar eerst een stevig Amerikaans ontbijt. Omdat Ome Cor talloze keren in de Verenigde Staten was geweest toen hij nog voor de Holland Amerika Lijn werkte, was hij de aangewezen man om de bestelling te plaatsen. Voor iedereen een eitje en wat spek en wat ook heel lekker scheen te wezen een paar gebakken aardappelen. De bejaarde serveerster die volgens sommigen al voor de derde keer tandjes had, nam de bestelling in ontvangst en toen gebeurde er een half uur niets.
Daarna van alles want er kwam een reusachtige schaal met een gestampt mengsel van corned beef, aardappelen en daar bovenop eieren en meer groeikracht belovende ingrediënten. Een moment dachten we nog dat deze portie voor vier personen bedoeld was maar even later kwam onze serveerster gebogen onder de last van nog twee schalen aanzeulen waarna uiteindelijk de laatste schaal voor mij bestemd bleek te zijn.
Een uurtje later rammelden we al boerend in een gammele bus met de koffers op het dak in de richting van de oevers van de Old Man River, die daar een treffende gelijkenis vertoont met een Nederlandse rivier, brede uiterwaarden en veel gras. De tijd werd gekort met het plaatsen van op- en aanmerkingen op de talloze schepen die hier in de mottenballen lagen te vergaan langs de oevers. Plotseling stopte de bus en we bleken te moeten zijn bij een roestige romp die een kilometer verder op stroom lag afgemeerd op een paar boeien. Ons werd verzocht uit te stappen omdat de rest van het traject ongeschikt was voor gemotoriseerd verkeer. Op dat moment werd ik voorzichtig op de schouder getikt door een radioman die juist in de startblokken had gestaan om te vertrekken met de de vraag; “Are you the radio-operator?” en die op mijn bevestiging zei; “I think you better go with me because there are some small problems you know”.
Wij dus met zijn allen dwars door een weiland, zeulend met koffers waarin uitrusting waarmee je zowel in de snerpende kou van Alaska als in de Rode Zee altijd onberispelijk gekleed je taken kon vervullen, naar onze “Antillian Brewer”. Daarna met een roeiboot naar de zo ongeveer verticaal naar omlaag hangende gangway die door een soort steile wand lopers effect zorgde met in de ene hand een vettig touw en in de andere de koffer met lijfgoed. Het roestdoorvreten dek werd tenslotte toch heelhuids bereikt en kort daarop het radiostation. Met gepaste schroom werd de zware schok- en kogelwerende deur geopend om de toegang te ontsluiten tot een radiohut met een installatie die zo te zien nog door de oude Marconi zelf in elkaar was gezet. In de loop van de reis bleek trouwens na een langdurige behandeling met een niet krassend reinigingsmiddel dat het typeplaatje het bouwjaar 1943 van deze 4U installatie onthulde.
Dat paste goed bij het totaalbeeld van een Victory ship gebouwd voor een paar reizen in de Tweede Wereldoorlog. Aangrenzend bleek de slaaphut van de radio-officier te zijn gelegen die zich slechts door een volledig stalen kooi met muffe matras onderscheidde van een uitgebroken gereedschappenkast.
- Antillian Brewer-1.jpg (106.42 KiB) 7704 keer bekeken
Terug naar de zo summier mogelijk gehouden lijst van “small problems”. De opsomming hiervan nam ongeveer een uur in beslag waarbij een gevoel van stijgende wanhoop zich van mij meester ging maken. Uiteindelijk had ik nagenoeg geen ervaring en zeker niet met apparatuur met papieren afstemschalen en vergane handleidingen van dertig jaar oud.
De volgende dag bood nog een kans om nu in mijn eentje alle kleinigheidjes na te lopen. Ze haalde ik onder meer twee volle prullenmanden stof uit de gigantische stalen omkasting van de radio-installatie en daarna nog een klein prullenmandje van onder mijn slaapmatrasje.
Daarna was het toch echt varen met die hap. De tocht over de Mississippi werd besteed met het zoeken naar de zendantennes die uiteindelijk in de schoorsteen werden aangetroffen.
Na hijsen het eerste contact met Scheveningen Radio met gebruik van onze roepletters PJPA want hoewel de eigenaren Amerikanen waren, bleek het schip in Willemstad (Curaçao ) te zijn geregistreerd.
De eerste reis ging naar Tampa waar we een lading potas zouden innemen bestemd voor Taiwan.
Wordt vervolgd
Maarten Vroombout