Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Een gezellig, leuk en informatief Scheepvaartforum
beijk

Re: KPM

Bericht door beijk »

Doc1.doc
(198.5 KiB) 80 keer gedownload
Naar aanleiding van de zojuist aangekomen maidentrip van het op één grootste container schip in Rotterdam, een artikel om over na te denken van de TU in Delft
Veiligheid Containerfeeders

Autheurs:
Martijn de Jongh
Hotze Boonstra
TU-Delft

Het gebruik van de Gross Tonnage waarde als maatstaf voor haven- en andere gelden staat al heel lang ter discussie. De koppeling van de GT met te betalen gelden leidt volgens diverse ontwerpers tot een veiligheidskwestie. Optimalisatie (of beter: minimalisatie) van de GT heeft over het algemeen een reductie van het reservedrijfvermogen en beperking van de stabiliteitomvang tot gevolg. De laatste generatie containerfeeders laten deze minimalisatie goed zien.
Een voorbeeld van een schip waarbij de GT-waarde door middel van verlaging van het vrijboord tot een minimum is beperkt, is de “Dongedijk”; het schip dat op 15 augustus 2000 nabij Port Said kapseisde in gunstige weersomstandigheden. Hoewel het kapseizen primair te wijten was aan een overbelading van het schip, hebben er secundair nog een aantal andere factoren een rol gespeeld.
In dit artikel wordt een reeks van gebeurtenissen beschreven die meest waarschijnlijk hebben geleid tot het kapseizen van de feeder. De resultaten van dit onderzoek diende als basis voor verder onderzoek naar de stabiliteitsgevoeligheid van feeders met een laag vrijboord. Beide onderzoeken zullen in dit artikel de revue passeren.


Inleiding
Het onderzoek is uitgevoerd door de TU Delft en het MARIN en komt voort uit een voorstel voor een risico-analyse van de containervaart. Het Directoraat Generaal Goederenvervoer heeft het project, dat onder de vleugels van het MKC (Maritiem Kennis Centrum) is uitgevoerd, grotendeels gefinancierd. Het MKC is een samenwerkingsverband van de TU-Delft, MARIN, TNO en het KIM.
Dat het onderzoek zich vooral heeft gericht op de kleine containerschepen (feeders) heeft te maken met de uitspaak van de Raad voor de Scheepvaart in de zaak ‘Dongedijk’ in april 2002. In deze uitspraak doet de Raad aanbevelingen voor verder onderzoek met betrekking tot dit scheepstype.


Het “Dongedijk” ongeval
Over het ongeval met de feeder de “Dongedijk” is al veel gezegd en geschreven, echter de technische achtergronden van het kapseizen hebben weinig aandacht gehad. In dit artikel wordt een reeks van gebeurtenissen gedefiniëerd die het meest waarschijnlijk hebben geleid tot het kapseizen van het schip. Voor de feiten en de uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in de zaak “Dongedijk” wordt verwezen naar eerdere artikelen gepubliceerd in dit Schip en Werf de Zee en de uitspraak van de Raad gepubliceerd in de Staatscourant. (zie SWdZ art…. en uitspraak Raad voor de Scheepvaart staatscourant….)

In ieder geval was er sprake van een overbelading. Ten tijde van het kapseizen was er 150 ton extra, bovenop de ontwerpdeadweight, aan boord. Het verschil tussen het werkelijke gewicht en het gewicht vermeldt in de ladingdocumentatie bedroeg 177 ton, dat is een overbelading van 5,6% op het totale gewicht van de lading. Van de 143 geladen containers waren er 52 meer dan een ton zwaarder dan in de ladingbrieven was vermeld. Opvallend was dat vooral de lichtere containers de grootste afwijking in gewicht vertoonde. Deze containers stonden hoog aan boord gepland, met als gevolg een aanzienlijke verschuiving van de verticale positie van het zwaartepunt.
Samen met een trim van 1,6 meter achterover betekende dit dat het effectieve vrijboord vlak voor de kampanje was gereduceerd tot 0,70 meter. De verticale ligging van het zwaartepunt was wat onduidelijker. Zonder correcties voor vrij vloeistof invloeden is een conservatieve GM-waarde van 0,77 meter bepaald. De resulterende stabiliteitscurve laat een tijdelijke afname van de oprichtende arm zien rond een hellingshoek van 12 graden (zie figuur 1). Verder voldoet, zelfs met een conservatieve GM-waarde van 0,77 meter, deze stabiliteitscurve niet aan vier van de zes door het IMO opgestelde en door de Scheepvaartinspectie verplicht gestelde intacte stabiliteitseisen (zie tabel 1).



Fig. 1: Aangenomen GZ-curve ten tijde van kapseizen.



Rule Criteria Units Required Actual Status
1 IMO Area 0. to 30. m.Radians 0,055 0,056 Pass
2 IMO Area 0. to 40. or Downflooding Point m.Radians 0,09 0,072 Fail
3 IMO Area 30. to 40. or Downflooding Point m.Radians 0,03 0,017 Fail
4 IMO GZ at 30. or greater m 0,2 0,152 Fail
5 IMO Angle of GZ max Degrees 30 28,768 Fail
6 IMO GM m 0,15 0,772 Pass
Tabel 1: Mate van overeenstemming met de IMO-‘intact stability’ criteria.

Opvallend is echter dat de stabiliteit voor kleinere hellingshoeken wel voldoet aan de regelgeving (het voorschrift m.b.t. het oppervlak tot 30 graden hellingshoek en de minimale GM eis). Toch is het schip, ondanks de relatief grote GM-waarde en een stabiliteitsomvang tot 30 graden hellingshoek overeenkomstig met de regelgeving, in vlak water en bij rustig weer gekapseisd. Hoe dit meest waarschijnlijk heeft kunnen gebeuren wordt hieronder beschreven.

In vlak water, zonder voorwaartse snelheid, verdwijnt met de gegeven beladingtoestand, de dekrand vlak voor de kampanje al bij vijf graden onder water. Echter doordat het schip een voorwaartse snelheid heeft, zal door het opgewekte golfpatroon, inzinking (squat) en trimverandering het effectieve vrijboord veranderen en dus ook de hoek waarbij de dekrand onder het wateroppervlak verdwijnt.
Berekeningen laten zien dat er een kleine toename van het vrijboord, zo’n zes centimeter, te verwachten valt. Door de invloed van de voorwaartse snelheid zal de hellingshoek waarbij de dekrand nat wordt toenemen tot 5,5 graden.
Wordt deze hoek bereikt als het schip van koers verandert? Om dit te kunnen bepalen zijn dynamische berekeningen uitgevoerd met behulp van het MARIN manoeuvreerprogramma SurSim. Als we uitgaan van een snelheid van 11 knoop en een metacenterhoogte van 0,77 meter, dan is minimaal een hellingshoek van 6 graden te verwachten bij een roeruitslag van tien graden. Dit betekent dus dat bij een koersverandering onder deze condities het dek onder water zal verdwijnen.

Op zich is water aan dek geen groot probleem, zolang het ongehinderd er weer vanaf kan lopen. Echter de waterloospoorten in de verschansing verdwijnen bij een hellingshoek van 6 graden ook onder het wateroppervlak. De afvoer van water van het dek is hierdoor beperkt (de mate van afvoer is nu afhankelijk van het verschil in waterniveau tussen het water aan dek en de omgeving). Het ontwerp laat toe dat water tussen de verschansing en de coaming door, met een snelheid van 11 knoop, aan dek wordt gestuwd (zie figuur 2). Doordat de coaming niet geheel doorgetrokken is tot de kampanje kan water zich verspreiden over de gehele breedte van het achterdek.


Fig. 2: Kritisch punt tussen de verschansing en de coaming waar water aan dek kan worden gestuwd; het schaduw gebied geeft het waterniveau aan bij een hellingshoek van 6 graden en een trin van 1,6 meter.


Om te kunnen bepalen of het mogelijk is genoeg water aan dek te verzamelen en hoe snel dit eventueel plaats vindt is een simulatiemodel opgesteld.Het model opgesteld met behulp van het programma Matlab/Simulink en gaat uit van een volumestroom die afhankelijk is van de volgende drie variabelen:
- De grootte van de instroomopening
- De voorwaardse snelheid van het schip
- De hellingshoek

Alleen extra aan dek gestuwd water zal een hellend moment veroorzaken, water aan dek bij een statische hellingshoek is al meegenomen in de stabiliteitscurve. Als de nieuwe hellingshoek aan de hand van deze curve wordt bepaald, dan dient deze hoeveelheid water niet te worden meegenomen bij het bepalen van het hellend moment. Op een gegeven tijdstip wordt de totale hoeveelheid water aan dek bepaald (de hoeveelheid die tot dat tijdstip aan dek is gestuwd met aftrek van het geloosde water door de waterloospoorten) en de statische hoeveelheid horende bij de hellingshoek van dat moment. De uitstroom door de waterloospoorten wordt overigens bepaald aan de hand van het niveauverschil tussen het water aan dek en de omgeving. Het verschil van de twee volumes (het totale en het statische volume) water geeft de hoeveelheid water die het hellende moment veroorzaakt. Aan de hand van dit moment wordt de nieuwe hellingshoek bepaald waarna het proces opnieuw wordt doorlopen. Overigens bij het bepalen van de hellingshoek is alleen gekeken naar de statische hoek, aangezien het aan dek verzamelen van water gezien kan worden als een statisch belastigsgeval. Dynamische verschijnselen zoals een ontwikkelde rolsnelheid wanneer het oprichtende moment reduceert is niet meegenomen in het model. Wanneer het maximale oprichtende moment is bereikt wordt het schip namelijk beschouwd te zijn gekapseisd en stopt de simulatie.



Fig. 2: Een stap in de simulatie –het bepalen van de nieuwe hellingshoek-.



De simulaties wijzen uit dat de snelheid waarmee water wordt verzameld sterk afhankelijk is van de initiële hellingshoek. Deze initiële hellingshoek wordt in dit geval veroorzaakt door de koersverandering bij een snelheid van 11 knoop. Bij een initiële hoek (de minimale te verwachtten hoek volgens de SurSim simulaties) van 6 graden is het mogelijk voldoende water (zo’n 40 m3 in totaal) aan dek te laten stromen om het schip voorbij de kritische hoek van het statisch ongedefinieerde gebied te doen hellen.
Zodra deze kritische hellingshoek van 12 graden is bereikt zal het schip, omdat het aan dek stromen van water een statisch belastingsgeval is, doorvallen naar een grotere hellingshoek. Statisch zal deze hoek ongeveer 20 graden zijn. Echter zal door de rolsnelheid de maximale hoek groter zijn. Dit verloop van de helling komt overeen met de getuigenverklaringen. Het schip zou eerst plotseling naar een hellingshoek van meer dan 20 graden zijn geheld en daarna langzaam verder zijn doorgerold.


Koppeling ongeval met verder stabiliteitsonderzoek
Het onderzoek naar het kapseizen van de “Dongedijk” wees op een gevoeligheid van de stabiliteit op variaties in waterverplaatsing en zwaartepuntligging. Een ander belangrijk punt is het verloop van de stabiliteitsarm bij toenemende hellingshoek. Het ontstaan van een zogenaamde statisch ongedefinieerd gebied bij bepaalde beladingscondities heeft een belangrijke rol in het gebeuren rond de “Dongedijk” gespeeld.
De gevoeligheid van de stabiliteit is terug te voeren op het lage vrijboord. Doordat veel havens hun gelden baseren op de Gross Tonnage waarde van een schip, wordt bij het ontwerpen van het schip gepoogd deze waarde zo laag mogelijk te houden. De meest effectieve manier is het vrijboord te verlagen en, in het geval van containerschepen, de hoeveelheid deklading in verhouding tot de hoeveelheid lading in het ruim te vergroten. Figuur 4 laat de ontwikkeling van de GT-waarde zien voor containerfeeders met een maximale containercapaciteit van 200 tot 600 teu. De laatste tien jaar is een geleidelijke daling in de gemiddelde Gross Tonnage per teu te zien. De spreiding daarentegen is groter geworden. De laatste paar jaar is de daling enigszins afgeremd waarschijnlijk door de geldende minimale vrijboords- en stabiliteiteisen.



Fig. 3: GT/teu ontwikkeling voor feeders.

De reductie in GT wordt, zoals gezegd, hoofdzakelijk bereikt door het vrijboord te reduceren. Samen met relatief geringe diepgangen levert dit grote breedte/diepgang en breedte/holte verhoudingen op, zoals in figuur 5 te zien is. Deze keuze van algemene afmetingen resulteert in een minimale ontwerpstabiliteit (voor de verscheidene ontwerpcondities) die overigens wel aan alle gestelde stabiliteiteisen voldoet.



Fig 4: Breedte/diepgang en breedte/holte verhoudingen per vrijboord groep.



Stabiliteitscurve
Bij het ongeval was er sprake van een statisch ongedefinieerd deel in de stabiliteitscurve. Figuur 1 laat de stabiliteitscurve zien zoals die is bepaald tijdens het onderzoek naar het kapseizen van de “Dongedijk”. Daarbij is overigens van een metacenterhoogte van 0,77 meter uitgegaan. Het extra drijfvermogen van de containers aan dek is niet meegenomen bij de bepaling van deze curve.
Bij een toenemende statische belasting zal de hellingshoek, zodra het kritische hellende moment is bereikt, een sprong maken naar het volgende stabiele niveau behorende bij die belasting. Dit gebeurt echter alleen maar bij een geleidelijke opbouw van de belasting, zoals bijvoorbeeld het verzamelen van water aan dek of het vullen van een tank.
In het voorliggende geval zal, als een hellende arm van 0,104 meter (of een hellingshoek van 12 graden) is bereikt, het schip een stabiele hellingshoek van 20 graden aannemen. Doordat het schip, als het van 12 graden naar 20 graden rolt, een rolsnelheid ontwikkelt zal de maximale dynamische hellingshoek groter zijn dan de statische 20 graden.
Het besproken statisch ongedefinieerde gebied ontstaat overigens niet alleen bij overbeladingcondities. Ook de stabiliteitscurves van beladingsgevallen goedgekeurd door de Scheepvaartinspectie vertonen een dergelijk verloop van het oprichtend moment. Zelfs de ontwerpconditie van de “Dongedijk”, gelijklastig beladen met een verticaal zwaartepuntpositie gelimiteerd door de zes IMO ‘intact stability criteria’, vertoont ditzelfde verloop.

Uit voorlopig aanvullend onderzoek blijkt overigens dat het ontstaan van dergelijke curves sterk afhankelijk is van de gekozen rompvorm en hoofdafmetingen. Vooral de verhoudingen tussen deze factoren bepalen of er een ongedefinieerd gebied ontstaat. Voor de rompvorm is daarbij vooral te denken aan de blok- en het prismatische coëfficient en voor de hoofdafmetingen aan bijvoorbeeld de lengte van het vrijboorddek, de bakdekhoogte en de breedte van het gangboord.


Gevoeligheid voor deadweight en zwaartepuntvariatie
Zeker bij containerschepen is er per reis een grote variatie in het gewicht van de te vervoeren lading en de verdeling van dit gewicht. Een containerschip zal dus een oneindig aantal beladingsituaties kennen. Bij het ontwerp en de keuring ervan wordt uitgegaan van een aantal standaard beladingsituaties met homogeen beladen containers met allen hetzelfde gewicht. Deze beladingcondities zijn beschreven in het stabiliteitsboek. In werkelijkheid is er een grote variatie in gewicht en zwaartepuntligging per container. Daar komt de onzekerheid over de correctheid van de bijgeleverde ladingsbrieven nog bij (als gevolg van fraude of fouten).
De ladingplanning en stabiliteitsbepaling gebeurd aan de hand van deze ladingbrieven. Het werkelijke gewicht van de lading aan boord wordt gecontroleerd aan de hand van een diepgangmeting. De verticale positie van het zwaartepunt is moeilijker te controleren. Het is mogelijk dit te doen aan de hand van een slingerproef, echter deze proef dien zeer nauwkeurig te worden uitgevoerd (het schip moet vrij drijven, het gewicht en de locatie van het ballastgewicht moeten nauwkeurig bekend zijn en de slingertijd dient nauwkeurig gemeten te worden) willen de resultaten betrouwbaar zijn.
Het is dus van groot belang de stabiliteitberekening met gecorrigeerde gewichten nogmaals uit te voeren als er sprake is van een verschil tussen het deplacement bepaalt aan de hand van de ladingbrieven en het werkelijke deplacement. Daarbij dient het extra gewicht op de minst gunstige positie toegevoegd te worden. Zeker wanneer een ontwerp gevoelig is voor variaties in deadweight en positie van het zwaartepunt moet niet alleen worden gekeken naar de behaalde GM-waarde, maar tevens het verloop van het oprichtend moment worden bepaald en beoordeeld.

Er is dus een zekere mate van onzekerheid met betrekking tot, voor de stabiliteit, zeer belangrijke parameters. Dit maakt het interessant om te weten hoe de stabiliteit verandert bij variatie van ladinggewicht en positie van het zwaartepunt (vooral in hoogte maar ook in lengte positie).
Om de mate van stabiliteitvariatie in relatie tot de vrijboordhoogte te kunnen bepalen zijn twee ontwerpen met elkaar vergeleken. Een ontwerp met een vrijboord beperkt tot het wettelijke minimum voor deze algemene afmetingen van 1,3 meter (twee lagen containers onderdeks). Het andere ontwerp heeft dezelfde rompvorm en algemen afmetingen, echter het vrijboord is vergroot tot 4,0 meter (drie lagen containers onderdeks), zie figuur 6. Beide ontwerpen zijn blootgesteld aan een variatie van de deadweight, de verticale positie van het zwaartepunt en de trim. Hoe de stabiliteitscurves van de beide ontwerpen in ontwerpconditie (ontwerpdeadweight en een maximale KG volgens de IMO-stabiliteitscriteria) is te zien in figuur 7.



Fig 5: Twee concepten met minimaal en verhoogd vrijboord.


Fig 6: GZ-curve vergelijk hoog en laag vrijboord ontwerp bij ontwerpconditie.


Als eerste is er een deadweightvariatie van 0 tot +8% op de ontwerpdeadweight genomen. Daarbij is de positie van het zwaartepunt constant gehouden. Ditzelfde is gedaan voor een variatie van de verticale positie van het zwaartepunt, waarbij een GM-range van 0,2 meter tot 1,0 meter is bekeken en de deadweight constant is gehouden.
Vergeleken met de hoge vrijboord versie reduceert de stabiliteit, bij variatie van de deadweight, bij de lage vrijboord variant sneller bij kleinere hellingshoeken. Het oppervlak onder de GZ-curve tot 30 graden hellingshoek (één van de stabiliteiteisen) reduceert 3,5 keer zo snel als bij het hoge vrijboord schip. De andere twee oppervlakten onder de curve volgens de oppervlakte-eisen zoals die door het IMO zijn opgesteld (die van 0 tot 40 graden en van 30 tot 40 graden) reduceren ongeveer 2 maal zo snel.
Bij variatie van de verticale positie van het zwaartepunt is vooral een verandering in de vorm van de st abiliteitscurve te zien. Wanneer de metacenterhoogte onder de 0,8 meter komt ontstaat er een curve met twee lokale maximale waarden voor stabiliteitsarm (statisch ongedefinieerd gebied). De afname van de stabiliteit bij afname van de GM-waarde is absoluut gezien gelijk aan het hoge vrijboord schip. Relatief gezien is de afname (door de kleinere stabiliteitomvang) wel flink groter bij de lage vrijboord versie.

De invloed van de lengteligging van het zwaartepunt (oftewel de trim) op de stabiliteit is gunstiger. In het geval van het lage vrijboord schip verdwijnt, bij toenemende trim (achterover), het statisch ongedefinieerde deel in de stabiliteitscurve. De stabiliteitomvang neemt echter wel enigszins af. Toch zijn grotere trimniveaus bij lage vrijboord schepen af te raden. In het bekeken geval vermindert weliswaar de negatieve invloed die de vorm van de stabiliteitscurve heeft op het stabiliteitsgedrag, echter de optredende reductie van het effectieve vrijboord verhoogt de kans van waterovername aanzienlijk. Vooral het onder water verdwijnen van de dekrand bij een koersverandering is een gevaarlijke situatie en dient ten alle tijde vermeden te worden.


Aanvulling statisch onderzoek
Een belangrijke beperking van het voorgaande is dat een groot deel statisch is bepaald. Het is echter interessant om ook meer te weten te komen over het gedrag in zeegang. Daarbij is te denken aan de invloed van waterovername en de invloed van de vorm van de GZ-curve op de kapseiskans. Op het ogenblik worden numerieke berekeningen (met behulp van het, door het MARIN ontwikkelde, simulatiemodel FREDYN) aangevuld met modelproeven door het MARIN uitgevoerd. Daarbij wordt vooral gekeken naar beladingscondities die wel aan de huidige (intacte) stabiliteiteisen voldoen. Op die manier wordt geprobeerd een inzicht te krijgen in de grote van de marges binnen deze stabiliteitscriteria.


Discussiepunten
Uit het onderzoek komen een aantal punten naar voren die een discussie of verder onderzoek waard zouden zijn.
- Bij veel ontwerpen wordt het ontwerpvrijboord bepaald in gelijklastige conditie. In de praktijk blijken schepen vaak met een trim achterover te worden gevaren. In het geval van containerfeeders komen trimliggingen van meer dan een meter voor. Bij schepen met een minimaal gelijklastig gemeten vrijboord wordt het effectieve vrijboord dusdanig gereduceerd dat al bij kleine hellingshoeken de dekrand onder het wateroppervlak verdwijnt. De gevolgen dat dit kan hebben komen duidelijk naar voren in het kapseizen van de “Dongedijk”.
- Gezien de soms drastische reductie in stabiliteit bij relatief kleine veranderingen in lading positie en gewicht, zou het interessant zijn bij de beoordeling van de stabiliteit van een nieuw ontwerp naast de standaard condities ook verscheidene operationele beladingscondities, met variatie van deadweight en zwaartepuntpositie, mee te nemen. Zeker in de containervaart gebeurt het dat de lading zwaarder is dan waarop gerekend is. Een te groot lading gewicht zou bij diepgangcontrole opgemerkt moeten worden, echter de exacte positie van het zwaartepunt (met name de verticale positie) van diezelfde lading is moeilijk te bepalen. Er bestaat dus enig onzekerheid omtrent de aanvangsstabiliteit (metacenterhoogte).
- Het is gebleken dat zelfs binnen de huidige stabiliteitregelgeving er ongewenste vormen in de stabiliteitscurve voor kunnen komen. Met name curves met twee lokale maximale waarden kunnen, zeker bij statische belastingsgevallen, leiden tot grote plotselinge veranderingen in hellingshoek. Exacte waarden voor de minimale stijging van het oprichtende moment binnen het stabiliteitsgebied is moeilijk aan te gegeven. In ieder geval dienen stijgingen kleiner dan of gelijk aan nul links van het maximale oprichtend moment vermeden te worden.
- Door de ontwikkeling van nieuwe scheepstypen en moderne rompvormen sinds de invoering van de huidige stabiliteitseisen, is er een onzekerheid onstaan met betrekking tot de marge van veiligheid binnen deze stabiliteitseisen. Zeker naarmate de ontwerpen en de operationele condities steeds kritischer worden, is het van belang meer informatie over deze marges te vergaren. Op het ogenblik is internationaal de discussie gaande bestaande regelgeving op korte termijn aan te passen aan de huidige vloot. Op lange termijn wordt er gewerkt aan een compleet nieuw opgezet pakket van stabiliteitseisen, waaronder dynamische eisen.

Theo Horsten (R.I.P.)

Re: Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

Zonder de bijbehorende figuren en tabellen is het een wat moeilijk te lezen, te bgrijpen en te beoordelen artikel. Is er niet ergens een link naar het originele artikel? Is dat ergens te downloaden?

Hier de enige figuur

Afbeelding

Maar ook daar worden we niet veel wijzer van. Het enige wat je hier duidelijk kunt zien, is het gegeven dat hij begint met een grote aanvangsstabiliteit, een MG van ruim 77 centimeter. Dat was nu juist wat vroeger, toen we hier echt mee te maken kregen, veel mensen op het verkeerde been zette. Die gingen er vanuit dat je goed zat als je nu maar een fors MG had. Dat kregen ze door onnodig veel ballast in de dubbele bodem te doen. Dat gaf dan wel een groot MG, maar een klein vrijboord. Het dek kwam al snel onder water en dan vlakte die curve onmiddellijk af.
Deze Dongedijk moet tussen de 12 en 20 graden een waggelende eend zijn geweest. Dat de arm van het richtend koppel daarna weer toeneemt, komt enkel en alleen omdat de onderste laag containers dan in het water komt, wat - ongewild - een bredere waterlijn oplevert. Maar bij een helling van 28 graden is het bekeken en lazert hij om.
Gebruikersavatar
Vaerderij
Berichten: 1935
Lid geworden op: 28 nov 2004 09:53
Locatie: Spoolde, Zwolle

Onderzoek stabiliteit Feeders

Bericht door Vaerderij »

Theo Horsten (R.I.P.)

Re: Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

Bedankt, Anne.
Gevonden en uitgeprint.
Ik ga het eens op mijn gemak bekijken.
Gebruikersavatar
Derk Gotink
Berichten: 1379
Lid geworden op: 03 sep 2004 21:47
Locatie: Hilversumse Meent

Re: Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Bericht door Derk Gotink »

Prachtig toch dat kombuisgebeuren, je hoeft maar iets te vragen waar je weken wakker van ligt en Anne heeft de oplossing.
Morse is uit !!
Mayday is in !!
Theo Horsten (R.I.P.)

Re: Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

Naar aanleiding van de zojuist aangekomen maidentrip van het op één grootste container schip in Rotterdam, een artikel om over na te denken van de TU in Delft.
Ik was wel een beetje op het verkeerde been gezet door bovenstaande de kop die Beijk meegaf aan zijn bericht. Dat wekte bij mij de indruk dat het om een recent artikel ging, maar het is dus al dik zeven jaar geleden dat dit verscheen. Natuurlijk is het goed om erover na te denken, over de stabiliteit van schepen in het algemeen, maar de containerfeeders waar het in dat artikel om gaat, zijn natuurlijk niet te vergelijken met containerschepen als die Chinees of het op dit moment nog grootste containerschip de EMMA MAERSK dat alweer op het punt staat overtroefd te worden door de nieuwe "Triple-E" schepen van Maersk waar we eerder die link naar kregen.

Ook gaat het in dat artikel dan wel over de stabiliteit, de kern van het betoog ligt besloten in de eerste drie zinnen van de inleiding:
Het gebruik van de Gross Tonnage waarde als maatstaf voor haven- en andere gelden staat al heel lang ter discussie. De koppeling van de GT met te betalen gelden leidt volgens diverse ontwerpers tot een veiligheidskwestie. Optimalisatie (of beter: minimalisatie) van de GT heeft over het algemeen een reductie van het reservedrijfvermogen en beperking van de stabiliteitomvang tot gevolg.
Dt betoogde Ernst Vossnack lang geleden al: dat de regels voor de scheepsmeting zoals die nu gelden - en die hun oorsprong ergens in de 16de eeuw vinden - met de aan het bruto- en netto tonnage gekoppelde havengelden en veel andere heffingen die de exploitatiekosten van een schip mede bepalen, in feite een bedreiging vormen van de veiligheid. Ze nodigen ontwerpers van schepen uit om de grenzen op te zoeken. Wat kan nog net binnen de normen en regels? Waar liggen de veilige grenzen? Als dát zou worden veranderd, als die heffingen op een andere manier berekend zouden kunnen worden, zou dat de veiligheid ten goede komen.
Nu moet een ontwerper, om tot een zou klein mogelijk bruto tonnage te komen, het vrijboord gaan verminderen, wat betekent dat het ruim, het "onderdeks" zo klein mogelijk moet zijn en dat er vooral bij een containerschip zoveel mogelijk lading aan dek moet staan. En die vermindering van het vrijboord betekent dan dat de dekken al bij een vrij kleine helling onder water zullen komen waardoor de stabiliteit vermindert. In dat artikel wordt dan voor de Dongedijk ook nog eens aangetoond hoe belangrijk de trim was. Doordat het schip ver achterover lag, wat bij feeders vaak het geval is, kwam het dek direct voor de opbouw al snel onder water. Reken daarbij dan nog eens het gegeven dat afschepers sjoemelen met het gewicht van de containers en het dus kan gebeuren dat er op de bovenste laag of lagen containers staan die volgens de papieren licht zouden moeten zijn, in werkelijkheid veel en veel zwaarder zijn, dan wordt de stabiliteit wel erg twijfelachtig. Dat alles bij elkaar kan rampzalige gevolgen hebben en daar moet verandering in komen.

Dit artikel is ruim zeven jaar oud en intussen is er niets veranderd. Maar zelfs als er ernst zou worden gemaakt met het veranderen van de regels, met een verandering van de scheepsmeting, hoe lang duurt het dan voordat die nieuwe regels van kracht zouden worden? Ik denk dat vijftien jaar vanaf het begin van de besprekingen totdat het eerste volgens de nieuwe regels gebouwde schip van de helling glijdt, en heel optimistische schatting is.

Maar waar het hier in dit topic oorspronkelijk om ging, de stabiliteit van tankers naar aanleiding van de ramp met de Waldhof, dat is dus puur een binnenvaartprobleem. Voor zeegaande tankers is de stabiliteit nooit een probleem geweest, ook niet voor chemicaliëntankers en ook niet bij het vervoer van zwavelzuur met een dichtheid (soortelijk gewicht) van 1,84. Dergelijke tankers - en ook tankers in het algemeen - zijn zo gebouwd en ingedeeld dat vrije vloeistof nimmer een probleem wordt. Dat een tanker met zwavelzuur ook op zee in de problemen kan komen, bewijst het geval van de Turkse Granba, die in april 2009 bij Sri Lanka zonk met een lading van 6500 ton zwavelzuur.

Ik had twee foto's van dit schip geplaatst, maar ik ben bang voor copyrightproblemen en daarom lijkt het me beter dat belangstellenden HIER even klikken.

Men zegt dat nu, bijna twee jaar later, in die omgeving nog steeds zure haring wordt gevangen, maar dat zal wel een leugen zijn. :roll:
Hoe dat zo gekomen is, dat de Granba zonk, mag iemand anders uitzoeken. Ik ga even iets anders doen. Ze was over het merk vertrokken, dat staat in elk geval vast en volgens de marine van Sri Lanka lekte het zwavelzuur in de ballasttanks. Hoe ze, over haar merk, toch nog ballast aan boord kon hebben, begrijp ik niet zo goed, maar mogelijk zijn die berichten helemaal fout. Het punt is uiteraard dat zuivere of voor 98% zuivere zwavelzuur niet bijtend is. Het wordt pas agressief als het met water in aanraking komt, dus al het inderdaad in de ballsttanks lekte, dan kan er heel snel van alles gebeuren.
ferryvaneeuwen
Berichten: 2676
Lid geworden op: 25 nov 2004 22:59
Locatie: Krimpen a/d IJssel
Contacteer:

Re: Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Bericht door ferryvaneeuwen »

Dit topic begon met de Duivendrecht, een dubbelwandige smeerolietanker. 'A ship in a ship' werd dat genoemd. Vol beladen en niet eens bij erg slecht weer kwamen de zeetjes vanwege het geringe vrijboord aan de lopende band over het dek rollen.

Afbeelding

Het voordeel van een laag vrijboord is dat er veel (vliegende) vissen aan dek spoelden, soms mede aangelokt door met opzet ingeschakelde deklampen, die dan door de 4-8 wacht geoogst werden. Die kreeg je dan meteen bij het ontbijt geserveerd. In het begin vond ik het maar niks. Het werd een soort Engels ontbijt met kippered herrings. Alleen die vislucht al 's ochtends op je nuchtere maag, maar dat wende snel moet ik zeggen....

Afbeelding

Het ullage nemen was bij wat slechter weer een linke aangelegenheid en bovendien een smerig karweitje. In elk ullage-gat hing een lijn met daaraan drie thermometers die op verschillende hoogtes waren bevestigd. Dat ritueel werd enige malen per dag gedaan. Aan de hand van de resultaten opgetekend in het ullage-journaal werd er meer/minder stoom door de verwarmingsspiralen gestuurd.

Afbeelding

Dit is een quote van mijn web site over zo'n gevaarlijke situatie. Het gezag wilde maar node bijdraaien en dat vroeg om ongelukken.....
Ullaging went on even during stormy weather conditions, although sometimes then the ship was turned into the wind and waves to prevent serious accidents to the ullaging crew. On one occasion I witnessed during such adverse conditions the first officer and the apprentice being dragged from port all the way to the starboard side by a freak wave, right through all the tank lids and other obstacles. They were quite lucky that the starboard railing served as a kind of safety net, otherwise they would have been swept clean off the ship.
Ferry
schokker
Berichten: 241
Lid geworden op: 06 jan 2007 22:21

Re: Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Bericht door schokker »

Het volgende gaat ook niet over smeerolietankers.
Voor nieuwbouw schepen met een kiellegging van na januari 2008 zijn er inmiddels nieuwe stabiliteitseisen, voor kiellegging na januari 2010 gelden nog weer andere eisen. Deze eisen hebben met name betrekking op de lekstabiliteit/intact stability.
Volgens deze regels mag een x percentage willekeurige tanken lek raken zonder dat het schip kapseist.
Bij deze nieuwste eisen kom je op een belachelijk hoge GM uit om aan deze eisen te voldoen, voor een schip van 90m/3000dwt zit dat tussen de 1.50 en 2.00m. De ballasttankindeling /grootte van de tanks en openingen zoals tankontluchtingen etc bepalen in de berekening als vaste gegevens hoeveel meer GM je moet hebben.
Voor veel ladingen maakt dat het schip mijns inziens onnodig wreed met het gevaar van schuivende en beschadigde lading.

Een groot nadeel (vind ik) wat uit de nieuwe regels voortvloet is dat er in de nieuwe ontwerpen DB-tanks getekend worden over de volle breedte van het schip. Dit resulteert dus dat je dan met een lager GM kan/mag varen en dus evt. meer tonnen/containers aan dek kan zetten. Bij een deklading met ballast in de DB-tanken is het dan bijna niet mogelijk om op zee nog wat aan je ballast te doen. Door die brede tanken is het FSM zo groot dat dit gevaarlijk kan zijn.
Tijdens lossen of laden (ont) ballasten geeft ook problemen omdat die boot telkens op een oor valt. Achterliggende gedachte voor DB-tanks op volle breedte is dat bij het lekraken van zo'n tank het schip zonder slagzij dieper inzinkt en minder kans heeft om te kapseizen. Mijns inziens door kantoormensen uitgedachte regels.

Grt

Henk
Gebruikersavatar
Harry G. Hogeboom
Berichten: 14378
Lid geworden op: 22 jul 2004 02:07
Locatie: Canada

Re: Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Bericht door Harry G. Hogeboom »

Mijns inziens door kantoormensen uitgedachte regels.
Hallo Henk,

wen er maar aan, het gaat nog erger worden.............de tijd van "eerst" ervaring opdoen met al of niet wat vuile handjes is volledig achterhaald.............de gevolgen worden met de dag mee zichtbaar "op alle fronten"

Kleine pedante mannetjes, die "alles weten" maar zogezeid " nog geen spijker in een plank kunnen slaan"
MVG HGH.
"Don't sweat the small stuff"
Jos Komen (R.I.P)

Re: Stabiliteit dubbelwandige tankschepen

Bericht door Jos Komen (R.I.P) »

Hallo Ferry,
het ullage nemen wat je verder mooi beschrijft, was gewoon het "tempen", dus de temperatuur van de lading in de tengen aflezen, de ullage nemen had natuurlijk geen zin bij slingerend schip. :)
Als er zeetjes aan dek kwamen wandelen werd er vaak bijgedraaid of zelfs afgeslacked, dus het moest altijd snel gebeuren.
Die thermometers aan dat lijntje bleven wel eens hangen achter een trappetje of bordes, dus we hadden altijd reserve thermometers mee.
Na leeglossing en gasvrij maken vonden we ze beneden in de tengen later wel weer terug. :)
All the best
Jos


Plaats reactie