Naar zee...

Een gezellig, leuk en informatief Scheepvaartforum
Theo Horsten (R.I.P.)

Naar zee...

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

-------------------------------Afbeelding--Afbeelding--Afbeelding--Afbeelding
----------------------------------------------------1951----------------------------------1952---------------1966--------------------------------1986

-------------------------------------------------------------------------------------------------Naar zee... (1)

Nadat mijn vader in oktober 1945 na zes jaar uit de oorlog was gekomen, wilde hij niet meer naar zee. In de weinige persoonlijke papieren die hij bij zijn overlijden in 1967 achterliet, vond ik een curriculum vitae dat ik in de loop der jaren zo vaak gelezen, nee: gespéld heb dat ik het vrijwel uit mijn hoofd ken. Dat schreef hij in augustus 1946. Niet, zoals dat meestal het geval is, voor een sollicitatie, maar puur voor zichzelf, om de zaken eens goed op een rijtje te zetten. Het is ook een uitvoeriger cv dan je die voor een sollicitatie zou opstellen, met veel details. Voor mij was - en is - dat een waardevol document omdat het me enig inzicht gaf in de zes jaar van zijn leven die wij niet hadden meegemaakt. Het gedeelte dat relevant is voor datgene wat ik hierna ga schrijven kan ik hier gerust integraal weergeven omdat ik het deels in mijn boek De Prijs heb gebruikt waardoor het toch al openbaar is. Hij schrijft dan, in dat prachtige handschrift van hem dat ik vaak heb getracht me ook eigen te maken, maar nooit heb kunnen evenaren…

---------------------------------------------------------------Afbeelding
    • Daar in 1943 de oorlog nog steeds doorging, leefde ook ik er maar een eind op los. Er werd door iedereen, ook door mij, zwaar gedronken. Ik verwilderde en heb er zeer velen ten onder zien gaan door de oorlog. Het einde van de oorlog kwam in ’45 en daarmee ook de bezinning. Toen ik bericht kreeg dat mijn vrouw en kinderen nog leefden, heb ik direct geprobeerd om weer in het goede spoor te komen. Dat is me na enige maanden gelukt en ik ben naar huis gegaan.
Zo staat het in De prijs. In werkelijkheid volgde daarna ook nog…
    • Om weer naar zee te gaan ontbrak me de moed. Studeren voor het laatste diploma wilde en kon ik niet. Heb gesolliciteerd naar een andere betrekking. Is gelukt. April 1946 in dienst bij Philips. En nu verder met alle kracht er van maken wat er van te maken is. (Aug. ’46)
Hij is dan nog geen 43 jaar oud - hij was van november 1903 - en had dus nog een heel leven voor zich. Daar eindigt de cv maar vervolgens schrijft hij ook nog hoe hij de toekomst ziet, wat zijn plannen, ambities en verwachtingen zijn, wat hij in het leven hoopt te bereiken en hij laat daar dan ruimte om later te kunnen invullen wat de resultaten zijn. Wat hij daar schrijft, waar hij op hoopte en wat zijn verwachtingen waren, is té persoonlijk om hier op dit forum, in dit topic, te vermelden. Laat ik er alleen dit over zeggen. Nu bijna twintig jaar geleden, in juni 1994, maakte ik een transcriptie van dat cv en dan sluit ik af met:
    • De resultaten zijn dus niet meer ingevuld. Ik ken ze. Ik vind het ook nu weer, tijdens het overtypen, een erg triest document.
Nu, twintig jaar later, word ik, op deze stralend zonnige dag in het noorden van Griekenland, bij het schrijven van dit stukje, opnieuw overvallen door dat gevoel van werkelijk diepe triestheid. Mijn god, wat richtte die klotenoorlog toch wat aan. En opnieuw komt datgene bij me op wat wat ik in de loop der jaren al zo vaak heb gezegd met betrekking tot de oorlog en de zeevarenden die toen buitengaats waren: je hoefde werkelijk niet te sneuvelen om toch je leven te verliezen.
Later, niet zo lang voor zijn overlijden, toen ik zelf al dik vijftien jaar voer, liepen we een keer door het bos achter het huis waar mijn ouders woonden. Dergelijke boswandelingen maakten we ook al voordat ik in 1951 naar zee ging en dan vooral op zondagmorgen. Daar wil ik straks naar toe voor dit stukkie, maar bij die gelegenheid, twintig jaar na de oorlog, zei hij tegen me - en dat was voor het eerst: "Ik had nooit moeten stoppen met varen! Ik had na de oorlog weer naar zee moeten gaan."
Had hij gelijk? Ik weet het werkelijk niet. Was het allemaal anders gelopen als hij weer naar zee was gegaan? Alsnog zijn C zou hebben gehaald - want dat is dat "laatste diploma" waar hij over schrijft. Ik weet het niet. Ik denk het niet. Ik weet wel dat de gedachte dat hij het hoogste diploma niet had gehaald, hem altijd is blijven hinderen.
Zelf ben ik altijd blijven varen en in de perioden dat ik niet zelf voer, bleef ik toch in de scheepvaart. Ik heb daar nooit een dag spijt van gehad en altijd het gevoel gehad dat dit het enige was wat ik werkelijk kon, waar ik werkelijk goed in was. Dat ik niet alleen in de vingers had, maar bijna in de genen. En dát ik het zo lang heb volgehouden en er altijd plezier in heb gehouden en er van het begin af aan goed in was en morgen weer als beroep zou kiezen, dat was naar mijn stellige overtuiging een gevolg van datgene wat ik met de plaatjes in de kop van dit stukkie heb trachten weer te geven. Ik kom daar nog wel op terug. Eerst moeten we naar april 1946, toen mijn vader bij Philips in Eindhoven begon.

We woonden in Overschie, dus dat betekende verhuizen, wat in 1946-’47 makkelijker gezegd dan gedaan was. Dat werd voor mijn vader aanvankelijk een pension in Eindhoven en alleen de weekends naar huis. Ook nog niet elk weekend, want in die tijd moest er ook op zaterdagmorgen nog worden gewerkt. Ik meen dat hij om de veertien dagen die zaterdagmorgen vrij kreeg of vrij nam en dan op vrijdagavond met de trein naar huis kwam om op zondagavond laat of maandagmorgen vroeg weer te vertrekken. Ook Eindhoven had stevig geleden door de oorlog en ook daar heerste een grote woningnood. Daar had Philips echter iets op gevonden. Ze hadden tenslotte ruim voldoende ervaring met de woningbouw, getuige (het) Philipsdorp dat tussen 1910 en 1923 op 43 hectare grond was gebouwd en in die jaren een voorbeeld van moderne woningbouw was. In 1946 lag dat allemaal veel moeilijker. Er waren nauwelijks bouwmaterialen en ook te weinig arbeidskrachten terwijl er toch snel en goed moest worden gebouwd. Daar vond Philips de volgende oplossing voor.

--------------------------------------------------------

Dit is geen foto van barakken voor politieke gevangenen in de Goelag, ergens in de moerassen van Siberië, maar het begin van wat het Zweedse Dorp moest worden, 50 eenheden van telkens twee houten huizen op een groot, vrij woest met bomen en struiken begroeid gebied in de wijk Tongelre, achter de IJzeren Man, daar waar nu de Karpendonkse Plas is. Die foto hierboven geeft een totaal verkeerd beeld, want het werden zeer comfortabele bungalows – flinke huiskamer, een grote- en twee kleinere slaapkamers, keuken, douche, berging, grote tuin – prefab huizen, dubbelwandig, goed geïsoleerd. Die waren door Philips in Zweden gekocht en bestemd voor het hoger personeel. Of mijn moeder in Eindhoven is wezen kijken waar ze kwam te wonen, of dat mijn vader alleen maar een tekening van het huis had meegenomen, weet ik werkelijk niet meer, maar als ze in die winter is komen kijken, moet dat beeld zoals hierboven haar wel erg neerslachtig hebben gemaakt. Het was de bedoeling dat de huizen in recordtijd gebouwd zouden worden, maar dat zat tegen. De winter van 1946-'47 was de op een na koudste winter die Nederland meemaakte sinds de metingen in 1706 waren begonnen, een winter die pas in 1963 zou worden overtroffen en ook toen nog maar nét. Door die uitzonderlijk strenge winter werd de bouw aanzienlijk vertraagd met als gevolg dat de huizen pas in het voorjaar van 1947 klaar waren en wij naar Eindhoven konden verhuizen. Om die barre winter weer een beetje goed te maken, volgde daarna meteen ook de langste en heetste zomer die Nederland ooit had gekend en die zelfs nu, zesenzestig jaar later, nog nooit is overtroffen. Wie daar meer van wil weten, moet hier even klikken.
Mijn zuster ging toen al naar de middelbare school, terwijl ik nog een paar maanden naar de zesde klas van de Nutsschool aan de Reigerrlaan in Eindhoven moest. Daarna zou ook ik naar het middelbaar onderwijs gaan, waarna ik een groot en beroemd geleerde zou worden. Dat was althans de stellige verwachting van mijn vader die daarin werd gesterkt en zich mogelijk zelfs bevestigd voelde door dit briefje op A5-formaat…

----------------------------------------------------------

Dat de N.V. Philips Gloeilampenfabrieken zich met mijn verstandelijke vermogens bezighield, kwam omdat hun Psychologische Afdeling had bekeken of ik in aanmerking kwam voor een studietoelage uit het Philips-Van der Willigen Fonds. Dat was een studiefonds dat in 1916 door Gerard Philips en zijn vrouw werd gesticht en dat nu, bijna honderd jaar later nog altijd een bijdrage levert aan de studiefinanciering van kinderen, pleegkinderen en stiefkinderen van Philips medewerkers en oud-medewerkers. Dat gold voor middelbaar-, hoger- en universitair onderwijs, zonder dat daarbij werd gekeken welke richting de student op wilde gaan en zonder verplichtingen tegenover Philips achteraf. Hij of zij kon dus wis- en natuurkunde gaan studeren, zoals mijn vader dat met mij voor ogen had, maar ook tandarts worden of het in de kunstgeschiedenis of de verzorgende beroepen zoeken, dat maakte allemaal niet uit. Ook het inkomen van de ouders werd daarbij buiten beschouwing gelaten. Hoe het nu allemaal geregeld is, weet ik niet, maar wie daarin geïnteresseerd is, moet HIER maar even klikken. Toen betekende het dat voor het middelbaar onderwijs werkelijk álles werd betaald en vaak ook direct verstrekt. Niet alleen schoolgeld en boeken, maar elk potlood, gummetje, passer, agenda, kladblok, gymbroek, gymschoenen, hockeystick en wat je verder ook maar nodig had. De enige voorwaarde was dat je op geschiktheid moest worden getest en dat de studieresultaten daarna ook zo waren als mocht worden verwacht. Wie bleef zitten wegens gebrek aan vlijt, kon het verder schudden en ook een herkansing was er daarna niet bij. Voor mij speelde dat geen rol. Mijn weg lag immers uitgestippeld: middelbare school en daarna… Delft, Leiden, Oxford, Harvard, wie zou het zeggen?
Zo zag mijn vader dat althans. Ik wist dat allemaal niet, werkelijk niet. Het interesseerde me ook geen bliksem. Wat mijn vader allemaal met mij van plan was, hoe hooggespannen zijn verwachtingen waren, hoorde ik pas bijna veertig jaar later van mijn zuster. Zij was vier jaar ouder dan ik en zat op het Gemeentelijk Lyceum in Eindhoven. Daar was ze niet alleen voorzitster van de schoolvereniging, maar ze was ook nog eens de beste leerling en deed ook het beste eindexamen. Zij had daarna graag willen gaan studeren; Engelse- of Nederlandse Taal en Cultuur, nog liever beide.
Dat ging niet door. Waarom, dat wist ik niet en ook dat was weer iets dat me toen niet of nauwelijks interesseerde. In plaats van naar de universiteit ging ze naar de Philips Secretaressenopleiding, wat een uitstekende opleiding was die Philips van 1928 tot 1988 in eigen beheer heeft verzorgd en waarna een goede baan bij Philips gegarandeerd was, maar het was natuurlijk niet wat ze echt wilde.
Pas in 1985 of daaromtrent vertelde ze me dat alles destijds voor mij moest wijken. Alle inspanningen en middelen van de familie moesten erop gericht zijn en blijven om van mij een hoogleraar en gevierd wetenschapper te maken. Ik wist daar niets, maar dan ook helemaal niets van en toen ze me dat veertig jaar later vertelde, vond ik het alsnog verschrikkelijk. Haar ambities en verlangens waren zonder meer opgeofferd voor een niksnut als ik toen was. Want ik werd dus geen hoogleraar kwantummechanica aan de Universiteit van Leiden en ook geen onderzoeker aan het Natuurkundig Laboratorium van Philips, dat moge duidelijk zijn.

-------------------
Eindhoven had in die tijd drie bekende scholen voor voortgezet onderwijs: het Gemeentelijk Lyceum, het St. Joris College en het Lorentz Lyceum. Het katholieke St. Joris viel voor mij al direct af en dus was de keuze tussen het Gemeentelijk- of het Lorentz Lyceum. Mijn zuster zat al op het Gemeentelijk Lyceum en dus lag het voor de hand dat ik daar ook naartoe zou gaan. Iemand moet mijn vader er echter van hebben weten te overtuigen dat de stralende loopbaan van alle grote geleerden uit de regio Eindhoven altijd op het, een tikje bekakte, Lorentz Lyceum was begonnen en dus moest ook ik daarheen. Dat was heel iets anders dan dat Gemeentelijk, dat bleek alleen al uit de gebouwen waarin de scholen gehuisvest waren. Het Gemeentelijk in zo’n strak, functioneel gebouw, het Lorentz in een aantal aangepaste woonhuizen.
Ik zal het kort houden: dat Lorentz Lyceum werd een fiasco. Dat was het begin van alle ellende. Het was voor mij niet de start van die stralende loopbaan en ook niet de weg naar Delft, Leiden, Oxford, Harvard, Princeton. Het was het begin van een lijdensweg, de Via Dolorosa waarover ik ruim drie jaar strompelde en die uiteindelijk naar het Potje van mijn Tante leidde. Ik voerde niets, maar dan ook helemaal niets uit op school. Het eerste semester ging nog wel; toen moet het nieuwe en de nieuwe leerstof me nog wel enigszins hebben geïnteresseerd, maar daarna…
Ik bleef prompt zitten, ging daarna alsnog naar het Gemeentelijk Lyceum waar ik me in elk geval meer op mijn gemak voelde en dat eerste jaar moeiteloos overdeed. Ik was inderdaad niet dom, dus er was ruim voldoende blijven hangen om het bij de tweede poging goed te doen. Maar de tweede- en de derde klas waren een regelrechte ramp. Wat moet dat een ergernis en een teleurstelling voor mijn vader zijn geweest. Direct na dat mislukte eerste jaar, toen ik die toelage van het Philips Van der Willigenfonds kwijtraakte, trok hij de bekwaamheid van die psychologen niet alleen ernstig, maar ook met luider stem in twijfel. Die pikten dat niet en stonden erop dat ik opnieuw werd getest. Ik meen dat er toen nog een paar punten meer uitkwamen, 127 of 128, wat mogelijk kwam omdat ik beknijsd was geraakt in dat testen, alhoewel ook daar naar wordt gekeken en rekening mee wordt gehouden. Nee, met die test en dat IQ zat het allemaal wel goed. Ik was gewoon te lui en te lamlendig om iets uit te voeren en speelde liever met mijn eigen potlood dan met een potlood dat door het Van der Willigenfonds was verstrekt. Ik zat uren in mijn kamertje, dat aan de huiskamer grensde, met mijn rug naar de deur, boeken en schriften voor mijn neus, maar zonder te lezen of wat dan ook te doen. Ik had rapporten met drieën en vieren en zelfs een keer een twee. Voor meetkunde! “Een zeer goede aanleg voor de mathematische vakken,” schreven die psychologen. Jaja, an me hoela! moet mijn vader wel hebben gedacht. Dat kon natuurlijk zo niet doorgaan en dat ging het ook niet.

Er is een tijd geweest waarin ik waarin ik werkelijk een hekel aan de zondag had. Dat is niet meer zo, maar wel geeft de zondagmorgen me nog altijd een wat onrustig gevoel. Dat stamt nog uit de tijd waarin dat wat ik hierboven allemaal beschreef, speelde. Er heersten toen spanningen bij ons thuis waar ik hier nu niet dieper op in wil gaan, maar die op zich ook weer een gevolg waren van die rotoorlog. Daar wil ik het bij laten en alleen nog vermelden dat die spanningen dan vaak op zondagmorgen tot een uitbarsting kwamen. Dat was niet zo bijzonder; dat kom veel voor. In zijn prachtige boek Het grijze kind schrijft Theo Thijssen in 1927:
    • En als ik bij voorbeeld dezer dagen eens het, natuurlijk verschrikkelijke, bericht kreeg dat mijn gehele geachte familie zich door ophanging van het leven had beroofd, dan zou ik al zonder enige verdere uitleg vragen: dat is dan Zondagmiddag om drie uur geweest? En ik zou, deze veronderstelling bevestigd krijgend, kalmpjes beweren, dat ik dat wist, dat zo iets uiteindelijk wel eens gebeuren móést, Zondagsmiddags om die tijd…
      U moet ‘es op die Zondagmiddagen gaan letten, lezer; het is de tijd, waarin de meeste familie-ruzies ontstaan, de tijd waarin het meest gedronken en gevochten wordt. Er zijn mensen die op zo’n Zondagmiddag zó van slag af raken, dat ze pas Dinsdags weer enigszins normaal te noemen zijn…
Theo Thijssen spreekt van de zondagmiddag; bij ons was het de zondagmorgen. Mijn vader ontvluchtte dat dan vaak door met de hond in het bos te gaan wandelen. Soms ging ik mee, vaak ook niet, maar het kon ook gebeuren dat hij zei: “Zullen wij eens even een eindje gaan wandelen?” en dat dan op een manier en een toon waaruit duidelijk bleek dat het geen vraag, geen verzoek en geen uitnodiging was, maar een rechtstreeks bevel. En dus wandelden wij dan en dan bleek al snel wat hij me te vertellen of te vragen had, wat gewoonlijk te maken had met de school en mijn erbarmelijke prestaties. Ik mompelde dan eens wat en stotterde wat en draaide eromheen en dacht ondertussen hetzelfde dat ik ook dacht als ik met zo'n afschuwelijk slecht rapport thuiskwam: dit waait ook wel weer over.

-----------------------------------------------------------------Afbeelding
-----------------------------------------------------------------Eckartse Bos - Foto: Stichting Stadsbomen Eindhoven

Als ik terug ga rekenen, moet het de zondagmorgen van 6 of 13 mei 1951 zijn geweest dat hij ook zei dat we maar eens een eindje moesten gaan wandelen. Pasen viel dat jaar op 25 en 26 maart en het paasrapport was opnieuw een ramp geweest met zeven onvoldoendes. Twee vieren voor wiskunde en een drie voor scheikunde. Ik heb het hier voor me liggen, want mijn vader had alle schande bewaard, zo bleek me na zijn overlijden.
Wij wandelen.
“Hoe gaat het nou op school?” informeerde mijn vader. Op die regelmatig terugkerende vraag gaf ik gewoonlijk een vaag, geheel vrijblijvend antwoord, zoiets van “Gaat wel,” of “Wel goed, hoor,” maar deze keer niet. Wat er op dat moment over me kwam en waarom juist die dag, weet ik niet, maar ik zei luid en duidelijk: ”Rot!”
‘Denk je het nog zover op te kunnen halen dat je straks overgaat?” wilde hij weten en ik zei, opnieuw luid en duidelijk: ” Nee!”
Mijn goede vader kan hoogstens troost hebben geput uit het feit dat ik er nu eens niet omheen draaide, maar toch moet het opnieuw een bittere teleurstelling voor hem zijn geweest.
‘Maar als je dan niet wilt leren, wat wil je dan in jezusnaam wél?” riep hij uit, wat een teken van zeer grote frustratie was, want gewoonlijk verloor hij bij deze gesprekken nooit zijn kalmte.
“Ik wil naar zee!” riep ik.
Zomaar.
Ik verklaar hier en nu met mijn hand op mijn hart dat dit iets was dat ik nog niet eerder overwogen had, maar dat daar, op dat moment, op die zondagmorgen in het bos – ik meen dat we helemaal doorgelopen waren naar het Eckartse bos – spontaan bij me opkwam. Let wel: varen, schepen, naar zee gaan, waren in de familie heel normale zaken, maar zelf had ik daar eigenlijk nooit zo over nagedacht. Ik had helemaal geen plannen voor de toekomst, zelfs geen vaag omlijnde en zodoende weet ik zelfs vandaag nog niet waar die kreet toen zo opeens vandaan kwam. Één ding is echter zeker: het was een vlucht. Weg van die school en al dat gezeik en geouwehoer dat ik over mezelf had afgroepen. Maar het was, gelukkig een vlucht naar voren, zoals later zou blijken. En dat ik in mijn wanhoop niet: “Ik wil naar het Vreemdelingenlegioen!” heb geroepen, is vast geen toeval, maar puur te danken aan die eerder genoemde vertrouwdheid met varen en schepen en mensen die naar zee gingen en lang wegbleven en die zo nu en dan eens een ansichtkaart stuurden.
Mijn vader had van die typische gebaren en houdingen die ik na al die jaren nog steeds voor me zie en hij deed wat hij wel vaker deed. Hij bleef met een ruk staan, daar op dat bospad, boog zich een beetje naar me over, legde zijn wijs- en middelvinger achter zijn rechteroor en vroeg: “Wat zei u daar?”
“Ik wil naar zee,” herhaalde ik.
Hoe het gesprek daarna verliep, weet ik werkelijk niet meer en dat doet er verder ook niet toe, net als het misbaar dat thuis ontstond toen mijn moeder hoorde wat ik had gezegd. Waar het hier om gaat is dat ik kort daarna van school ging, dat ik op 21 mei naar Rotterdam ging om een monsterboekje te halen en me te laten keuren en dat we naar de dumpstore gingen die toen op de Kleine Berg in Eindhoven zat, bijna op de hoek van de Bergstraat, waar werkbroeken en -schoenen en –handschoenen werden gekocht, truien en een jack en een muts en weet ik wat al meer. Uit de schuur kwam een van de twee grote plunjezakken die een bootsman of bootsmaat of timmerman of misschien een matroos van de Rotterdamsche Lloyd voor mijn vader had gemaakt – zwaar zeildoek met messing ogen en een eindje eraan gesplitst, de achternaam in zwarte sjabloonletters erop geschilderd – en daar ging alles in, opgerold in twee dekens en twee flanellen lakens, want in die tijd kreeg je op de kustvaart alleen een keihard, met zeegras gevuld matras met bijbehorend kussen en voor de rest moest je het zelf maar bekijken.

Dat ik naar de kustvaart zou gaan, stond eigenlijk al bij voorbaat vast, al lag dat misschien toch niet zo voor de hand omdat “wij” sinds jaar en dag bij de Rotterdamsche Lloyd voeren. Mijn vader, zijn jongere broer Willem, oom Jan Kreumer en zijn zoon, Jaap Kreumer, allemaal bij de Lloyd. Overigens was de Kleine Vaart bij ons thuis niet onbekend; mijn moeder en haar zuster kwamen uit Delfzijl en in hun vrienden- en kennissenkring zaten verschillende mensen die banden met de scheepvaart hadden en sommige zelfs een eigen schip.

------------AfbeeldingAfbeeldingAfbeeldingAfbeelding

Woonden we in Rotterdam aan de Schiedamseweg nog vooral tussen mensen van de Grote Vaart – van de Lloyd, Van Nievelt en Vinke, als ik zo even vlug nadenk – toen we tijdens de oorlog naar Overschie verhuisden, woonden daar een aantal kennissen van mijn moeder en haar zuster die met de Groninger kustvaart van doen hadden. Die hadden goed geboerd en woonden daar in mooie huizen. Anderen woonden in Hillegersberg. De familie Boon kwam oorspronkelijk uit de binnenvaart maar had kort na de oorlog de Westropa in de vaart. Bram Noé, de man die zwaar in het Verzet zat en die we toen opeens “oom Ben” moesten noemen en die tijdens de laatste jaren van de oorlog ons huis in Overschie als schuilplaats en rustpunt gebruikte, had kort voor de oorlog de Ardjoeno nieuw in de vaart gebracht, maar al spoedig weer verkocht. Voor velen was dat een droom: een eigen schip, ook voor mensen van de grote vaart. Een goed voorbeeld hiervan dat hier onlangs voorbij kwam, is Hendrik Fleerbaay, kapitein van de KPM, maar zo waren er veel meer. Mensen die spaarden en schraapten en droomden van een eigen schip. Mijn oom Jan Kreumer, kapitein bij de Rotterdamsche Lloyd was een van die mensen. Hij droomde niet alleen van een eigen schip, een coaster, maar werkte daar ook planmatig naartoe. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog, zo van 1920 tot 1940, waren kapiteins en hoofdwerktuigkundigen altijd op jacht naar “de ton”. Sparen en oppotten om te zorgen dat ze op het moment dat ze met pensioen gingen een ton achter de hand hadden. Honderdduizend gulden. Als je daar drie procent rente op maakte, had je bovenop je pensioen toch nog mooi 250 gulden in de maand, wat in die tijd bij elkaar een rijk leven betekende.
Mijn oom Jan Kreumer en tante Tjits hadden dat echter anders bekeken. In 1928 begon men in Delfzijl met de bouw van het Uitbreidingsplan. Kort daarna crashte de beurs in New York en stortte de hele economie in. Een van de gevolgen was een enorme deflatie met als gevolg dat ook de prijzen van de huizen kelderden. In die tijd, wanneer precies weet ik niet, maar ergens begin dertiger jaren, kochten Jan en Tjitske Kreumer in de Marcus Buschstraat niet een, maar twee huizen, pandjes die toen ongeveer 5000 gulden per stuk zullen hebben gekost, vast niet meer, waarschijnlijk minder. Aanvankelijk verhuurden ze die, maar het was de bedoeling dat ze, zodra Jan bij de Lloyd met pensioen ging en liefst nog eerder als de financiën dat toelieten, van Rotterdam naar Delfzijl zouden verhuizen waar ze dan zelf in een van die huizen zouden gaan wonen. Het andere zouden ze blijven verhuren of, met winst, verkopen en de opbrengst gebruiken als aanbetaling op een eigen schip, een coaster.

Want dat was de droom waar ze naartoe leefden: vroeg met pensioen en dan een eigen schip. Jan was van 1891, dus wat zal hij in zijn hoofd hebben gehad: 1946 of 1950? Een kapiteinspensioen van de Rotterdamsche Lloyd en dan zelf met een kuster gaan varen, samen met zijn zoon Jaap en mijn vader als machinist als hij daar voor zou voelen. Een familiebedrijf. Jan Kreumer was de zoon van Jacob Kreumer, spekslager te Meppel, maar ook bij hem zat het varen in de familie. Geen grote vaart, maar kust- en binnenvaart. Zie het trieste bericht hieronder uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 26 november 1849…

---------------------------------------Afbeelding

Dat was de grootvader van Jan Kreumer, de vader van Jacob, de spekslager uit Meppel en de overgrootvader van mijn neef Jaap. Maar ik wil maar zeggen: het varen was de familie niet vreemd, ook het varen met kleine schepen niet en vandaar die droom van dat eigen schip. Een droom die helaas niet in vervulling ging, dat wil zeggen: niet voor Jan Kreumer, kapitein ter koopvaardij, gezagvoerder bij de Rotterdamsche Lloyd. Hij sneuvelde tijdens de oorlog met de Langkoeas, maar zijn vrouw Tjitske zette na de oorlog toch door. Zij verkocht na de oorlog die beide huizen in Delfzijl en gebruikte de opbrengst als aanbetaling op een schip. Lou Vuursteen, een van de grondleggers van Wagenborg, was een goede vriend van haar en hij diende haar daarbij van advies. Ze waren bijna even oud, zij van 1892, hij van 1894 en waren samen opgegroeid. Lou Vuursteen en Jan Kreumer waren ook vrienden geweest in de tijd dat Jan in Delfzijl op de zeevaartschool zat en later, toen hij, nadat hij met Tjitske was getrouwd in Farmsum woonde. Ook hij wist wat Jan Kreumer van plan was geweest en dus was hij nu gaarne bereid om mee te helpen die plannen alsnog uit te voeren. Het was intussen 1950 en Jaap Kreumer had in die vijf jaar na de oorlog nadat hij zijn 3de rang had gehaald op verschillende coasters gevaren. Ik meen dat hij in dat jaar op de Silvretta van Schellen Scheepvaart en Bevrachting N.V. in Rotterdam voer en als zijn moeder een schip zou kopen, was hij klaar om daar kapitein op te worden.
In de zomer van 1950 kwam Lou Vuursteen met een schip dat volgens hem precies was wat ze zocht. Dat was de JOLA, in 1935 gebouwd bij Niestern in Delfzijl voor Lammert Schothorst uit Zuidbroek. Een schip van 36,83m over alles, 6,88m breed, een holte van 2,85m en een diepgang op zomermerk van 2,60. Een 4 cilinder 4-takt Deutz van 195 pk die hem een snelheid van 8,5 knoop gaf. Het was eentje van een serie van negen en de eerste coasters met een dubbele bodem, wat ze uitermate geschikt maakte voor de houtvaart. Ze waren goed voor 110 standaard hout. Tussen 1935 en 1938 werden gebouwd: de COEN, JOLA, DIANA, HENCA, CARIBIA ARDJOENO URMAJO en de JAEDJOER. Misschien vergeet ik er ook nog wel eentje, maar dat doet hier verder weinig ter zake.

---------------------------------------------Afbeelding

Dat waren stuk voor stuk prima schepen, goede zeeschepen. De Jola was buitengaats toen de Tweede Oorlog uitbrak en had tot eind 1945 in Engelse dienst gevaren. In 1946 keerde ze terug naar Lammert Schothorst die haar in de zomer van 1950 te koop aanbood. Op 29 september 1950 werd het op naam van mijn tante gesteld, of misschien ook wel direct op naam van mijn neef Jaap, maar dat denk ik niet. Wat ze ervoor betaalde weet ik werkelijk niet. Ik weet wel dat nieuwbouw van dergelijke schepen in de vijftiger jaren ongeveer 1000 gulden per ton deadweight was. Hoe het ook zij, Jaap ging ermee aan de vaart. Uiteraard kreeg het schip de naam van zijn vader: JAN KREUMER en getrouw aan wat Jan Kreumer destijds voor ogen had gestaan, vroeg mijn tante of mijn vader deel wilde nemen in het bedrijf. Daar bedankte hij voor en dat kan ik me heel goed voorstellen. Hij wilde sowieso niet meer naar zee, maar áls hij dat had gedaan, dan zou dat toch niet als machinist op een coaster zijn geweest. Dan had hij alsnog zijn C gehaald en zou verder zijn gegaan waar hij destijds gebleven was. Wel weet ik nog dat hij zich in dat eerste jaar belastte met het controleren van reparatierekeningen, maar ook dat werd geen succes want hij kreeg daarbij bijna slaande ruzie met Machinefabriek Keller in Rotterdam. Hij was nogal direct en als hij van mening was dat er iets niet klopte, dan wond hij daar geen doekjes om. Anyway, hij was verder niet bij de jonge rederij betrokken, maar bleef uiteraard wel een geïnteresseerd toeschouwer en was altijd bereid om advies te geven.
Dus toen ik op die gedenkwaardige zondagmorgen 13 mei 1951 - want toen moet het echt zijn geweest - de kreet slaakte die mijn verdere toekomst zou bepalen: "Ik wil naar zee!" moet hij onmiddellijk aan Jaap en zijn goede kuster hebben gedacht. Hij moet de uitweg hebben gezien, de oplossing van een taai ongerief, zou je kunnen zeggen. Hoe dat contact verder verlopen is, weet ik werkelijk niet meer, maar ik weet wel dat er al na een paar dagen een telegram kwam dat via een agent ergens in Engeland was verstuurd. Waar dat gebleven is, weet ik helaas niet. Het moet bewaard zijn gebleven, want mijn vader zou iets dergelijks vast niet hebben weggegooid. Maar zoals zijn eigen monsterboekje en diploma's spoorloos verdwenen zijn, is ook dit telegram verdwenen. Toch herinner ik me de laatste drie woorden nog heel goed, in een strookje, in hoofdletters op dat telegram geplakt: CAN SIGN ON.
Dat was het.
Ik kon monsteren op het goede schip Jan Kreumer.

Zondag 27 met 1951 was een mooie dag. Ik heb dat even nagekeken, want wij gingen toen fietsen, mijn vader en ik en dat deden we alleen als het goed weer was met weinig wind. Dat deden we in de jaren dat we in Eindhoven woonden vaak en dat waren soms lange tochten. Nu zou het de laatste keer worden, want in de week die volgde zou ik aan boord van de Jan Kreumer gaan. We fietsten naar Valkenswaard en daar gingen we op de Markt op een terras zitten en dronken een glaasje bier. Dat dronken we vaak op die tochten, want dat was beter voor de dorst dan zoete limonade, zei mijn vader en die wist dat.
Daar, op dat terrasje, drukte mijn vader me op het hart dat ik toch vooral voorzichtig moest zijn, dat ik nooit, maar dan ook nooit in de bocht van een draad moest gaan staan of stappen, dat het altijd één hand voor het schip en één hand voor mezelf moest zijn en dat ik vooral een kapotje moest gebruiken als ik zo nodig met een meid aan de rol moest. Ik zie dat nog voor me, de Markt van Valkenswaard in de zon en wij daar aan dat tafeltje met een mooi glas bier voor ons. Dat tafeltje had smeedijzeren poten en een witmarmeren blad, zo haarscherp zie ik dat nu nog voor me. Dat is een mooie herinnering. Ook voelde ik dat er in die twee weken iets veranderd was tussen mijn vader en mij.
Ik was er klaar voor. Mijn zeezak stond gepakt, mijn papieren waren in orde en mijn vader had me goede raad meegegeven die ik altijd trouw heb opgevolgd. Op vrijdag 1 juni gingen we samen met de trein naar Maassluis en daar begon mijn zeemansloopbaan. Daar wil ik volgende keer graag verdergaan.

---------------------------------------------------------------------------------Afbeelding

Tekst © 2014 Theo Horsten

Gebruikersavatar
jdbvos
Berichten: 10539
Lid geworden op: 22 apr 2006 16:17
Locatie: Groningen
Contacteer:

Re: Naar zee...

Bericht door jdbvos »

Mooi stuk, Theo !
Ik vind het prachtig ! Bedankt voor het inkijkje in jezelf; zoiets vergt moed ...

Is of wordt dit de inleiding van het stuk van je 'tante en haar potje' ?
Oost, west...ook best
Theo Horsten (R.I.P.)

Re: Naar zee...

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

Blij dat je het kunt waarderen, Jan. Ik beleef plezier aan het schrijven ervan.
Maar waarom zou dat moed vergen? Zodra je gaat schrijven met de bedoeling dat anderen dat lezen, gun je de oplettende lezer per definitie een inkijkje in jezelf, maakt niet uit wát je schrijft, maakt niet uit of het fictie of non-fictie is. Maar in dit stukkie... ? Daar meld ik alleen maar dat ik als zestienjarige een grote lapzwans was en dat ik van ellende naar zee ging. Vergt dat moed? :-D

Maar inderdaad: het is de inleiding van mijn tante en haar potje. Nou is dat potje toch wel enigszins oneerbiedig, hoor, want het was een verdomd leuk scheepje. Enfin, jij kent dat soort schepen zelf maar al te goed. In die tijd was het een goed schip waarop je een goed vak kon leren. En dat deed ik. Ik kan me nog altijd geen betere leerschool voorstellen en ik heb er altijd profijt van gehad.

Dus nu verder...
Jan Dikker

Re: Naar zee...

Bericht door Jan Dikker »

Wat een verhaal!!!! Theo

Schitterend.

In een stuk uitgelezen.

Zit te popelen op het vervolg.

Jan
Gebruikersavatar
dita
Berichten: 2239
Lid geworden op: 08 dec 2009 18:19
Locatie: Hamina
Contacteer:

Re: Naar zee...

Bericht door dita »

Prachtig Theo.
Met plezier gelezen. Hoe doe je het!
gr. Martin
Keep going
Martin


"Ver van huis en ongeschoren"

http://issuu.com/martinhendriks/docs
Gebruikersavatar
jdbvos
Berichten: 10539
Lid geworden op: 22 apr 2006 16:17
Locatie: Groningen
Contacteer:

Re: Naar zee...

Bericht door jdbvos »

Ja, ik ken 'de potjes' en ook de sfeer aan boord...
Toen allemaal heel normaal, tegenwoordig heet dat denk ik 'armoe troef' wanneer je praat over het vooronder, waar je 's winters soms wakker werd onder je gestickte deken, met rijp van je adem op de rand van diezelfde deken, omdat de potkachel uitgegaan was :-D
Maar het leerde je wél wat een schip was en hoe een schip zich gedroeg.
Mijn vader had, zoals je wel weet, heel veel vastgelegd op film....meer dan op foto's.
Helaas zijn heel veel van die films bij hem op zolder door waterschade, tgv een nooit opgemerkte daklekkage vermoeden wij, beschadigd of zelfs volkomen vernietigd.
Het GAVA heeft hele goede pogingen gedaan zoveel mogelijk te redden, en heeft de originelen nu.
Een paar filmpjes zijn door mij digitaal wat op joetjoep gezet; het filmpje van de bouw van de Goodwill zal je wel gezien hebben...
Heb je hier en hier ook gezien ?
Btw: dat stukje onder de brug in Londen was in de tijd van de 1e eigenaar, dat was dus niet pa (hoewel hij de stunt, die op dat laatste stukje film mislukt was, óók deed)

Veel is het jammer genoeg niet meer...ook alle filmpjes waar wij (m'n moeder en mijn broers) op stonden zijn verloren gegaan....er was een filmpje bij waarin ik in een kinderwagen van SB naar BB reed op het slingeren van het schip; vlgs m'n moeder kraaiend van plezier.
Weet daar zelf echter niks van....gek hè ?
Afijn, zoals de Comanche-indianen al zeiden: "Das war einmal"

Maar laat me je vooral niet storen in je verhaal !!
Oost, west...ook best
ferryvaneeuwen
Berichten: 2676
Lid geworden op: 25 nov 2004 22:59
Locatie: Krimpen a/d IJssel
Contacteer:

Re: Naar zee...

Bericht door ferryvaneeuwen »

Al kom je lichamelijk ongeschonden een oorlog of oorlogssituatie uit dan blijkt maar altijd te vaak dat er geestelijke, soms behoorlijk zware averij is opgelopen. Onlangs weer dat geval in Fort Hood waar een ex Irakganger plotseling om niks als een gek om zich heen begint te schieten. Tegenwoordig hebben we daar een mooi woord voor om die geestelijke situatie aan te duiden: Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS). Op zich heb je niets aan die term behalve dat het nu tenminste erkend wordt als een aandoening, een ziekte. Na de oorlog en nog een aantal oorlogen daarna moesten deze mensen het zonder hulp van wie dan ook zien te redden. Niet iedereen staat zo sterk in zijn schoenen om daar van weg te komen.

Je vader lukte dat kennelijk wel. Hij heeft zichzelf als het ware bij zijn haren uit het moeras weten te trekken en kwam weer netjes in het gareel te lopen. Ik denk dat dit een prestatie van belang is geweest. Chapeau.

Ferry
Gebruikersavatar
Compass
Berichten: 3062
Lid geworden op: 22 jul 2004 11:11
Locatie: Groningen

Re: Naar zee...

Bericht door Compass »

Een mooi en herkenbaar verhaal Theo. Herkenbaar in die zin dat ik er een aantal parallellen in vind voor wat betreft mijn eigen situatie. Ook een gezin waarop door de oorlog en zijn naweeën een stempel werd gedrukt en het brandpunt van het gezinsleven op slechts een der beide kinderen gericht was, maar in dit geval dus, overigens om redenen waarvoor ik later begrip kreeg, niet op mij. Verder wat betreft het schoolgaan en niet thuis komen met resultaten die redelijkerwijs mochten worden verwacht en na 3 jaar ‘detentie’ op de Mulo dan eindelijk de vrijheid om zelf mijn koers te bepalen.
En eveneens speelde bij mijn vrienden, familie en kennissen de kustvaart een grote rol en was er eigenlijk geen sprake meer van een bewuste keuze maar eerder gewoon impulsief achter de muziek aan lopen.

Wacht met spanning op het vervolg en hou je vooral niet in. :wink:

Grt,
Bert de Boer
paul
Berichten: 356
Lid geworden op: 24 jan 2008 17:16
Locatie: den hoorn
Contacteer:

Re: Naar zee...

Bericht door paul »

Prachtig Theo.
Het leest weer lekker weg,bedankt.
gr Paul
koop een boot en heb plezier tot je dood
Gebruikersavatar
Harry G. Hogeboom
Berichten: 14358
Lid geworden op: 22 jul 2004 02:07
Locatie: Canada

Re: Naar zee...

Bericht door Harry G. Hogeboom »

Ik hoop maar dat de punt voorlopig nog goed aan die Griekse potloodjes blijft zitten! :mrgreen:
MVG HGH.
"Don't sweat the small stuff"


Plaats reactie