Wat is dat toch
móói om 's morgens om halfacht dergelijke beoordelingen te lezen. En dat - want dat blijft voor mij bijzonder - na drieëndertig jaar.
Dat is gewoon fijn voor een eenvoudig mens. Mijn dank.
Jos, je vroeg je af of het lezerspubliek het maritieme gedeelte op de juiste waarde zal weten te schatten. Hoe dat nu is, weet ik uiteraard niet, maar in 1977 was dat wél het geval. Via de uitgeverij kreeg ik toen een aantal brieven van mensen die het hadden gelezen, mensen die niets met de vaart te maken hadden en die kwijt wilden dat ze van het boek hadden genoten. Vandaar dat ik ook hier de schrijvers onder ons nog een keer op het hart wil drukken: ga niet proberen om alles uit te leggen; dat leest niet lekker, vooral niet voor mensen die wél van wanten weten en voor wie al die uitleg niet nodig is. Schrijf gewoon zoals je wilt schrijven, maar doe het wel zo dat insiders het gevoel krijgen dat je weet waar je het over hebt en dat mensen die geen bal van de vaart weten over vaktermen en andere "inside information" heen lezen zonder dat het hen stoort bij het volgen van het verhaal. Als het goed is moeten die lezers hooguit de neiging krijgen om hier en daar eens wat op te zoeken, bij voorkeur ná en niet tijdens het lezen van het boek.
Of het ook maar een beetje representatief zal blijken te zijn voor de jonge mensen van vandaag, weet ik uiteraard niet, maar ook Bob Heikoop die de foto voor het omslag maakte en die daarvoor behalve de eeuwige roem ook drie exemplaren van het boek kreeg, had het onmiddellijk gelezen en zei:
"Wat een schitterende roman met een mooi verhaal!" Het is natuurlijk niet voor niets dat ze het bij De Alk wel zagen zitten om het opnieuw uit te geven.
Er is één ding dat me bijzonder interesseert. In 1977 waren er verschillende mensen die de Groninger kustvaart goed kenden die onmiddellijk wisten welk schip ik bij het schrijven van dit boek voor ogen had gehad en wie er voor de reder Smit model had gestaan. Ook wist een aantal welke overleden kapitein ik had gebruikt, maar er waren maar weinigen die wisten dat ik daarbij twee kapiteins tot één had samengesmolten en dat die geen van beiden op dát schip hadden gevaren. Ook de stuurman was voor sommigen toen duidelijk herkenbaar en ook zelf herkende hij zich onmiddellijk.
Helaas kwam hij zes jaar later om bij wat je in goed Nederlands een "freak accident" zou kunnen noemen. Hij was zoals ik hem heb beschreven. Ik voer niet lang met hem, maar we hielden ook na die korte tijd contact en ik rekende hem tot mijn vrienden, een kwalificatie die ik niet lichtvaardig gebruik.
Ten slotte nog iets dat mij tóén intrigeerde; nu niet meer omdat ik nu een heel klein beetje begin te begrijpen hoe dat hele schrijfproces werkt. "De kim" is, zoals ik al meerdere malen heb betoogd, gebaseerd op drie persoonlijke ervaringen die volledig los van elkaar staan, maar die samengevoegd dit verhaal opleverden. Je zou dus met erg veel fantasie kunnen zeggen dat het boek op waarheid berust, hoewel zo geredeneerd élk boek op waarheid berust. De schrijver put immers veel en vaak uit eigen ervaringen en ervaringen van anderen. Het is dus - en dat wil ik sterk benadrukken - géén waargebeurd verhaal, ondanks die herkenbaarheid.
Zo is de vrouwenfiguur
volkomen en dan ook helemaal uit mijn kleine duimpje gezogen. Ik moest een van die drie ervaringen waar het boek op gebaseerd is, uitbeelden, "gestalte geven" noemt men dat niet voor niets. Dat is de ervaring dat er iets kan gebeuren, dat je iets meemaakt, iets dat je diep raakt of dat heel sterke emoties bij je losmaakt, maar toch iets waarvan je je later, als het allemaal lang voorbij is, verbijsterd afvraagt óf het eigenlijk wel is gebeurd, óf je het wel hebt meegemaakt. Of heb je het soms gedroomd? Maar dat is niet zo, omdat anderen een stukje van jouw ervaring hebben meegemaakt en dus kunnen bevestigen dat het werkelijk is gebeurd, zonder dat ze daar de details van kennen. Die ken jij alleen. Dat overkomt mijn hoofdfiguur in dit boek immers?
Ik heb zelf een dergelijke, heel vreemde ervaring gehad waarvan ik nu nog steeds niet weet of dat wel werkelijkheid was. Ik had die aanvankelijk verwerkt in "De Prijs", maar dat heb ik er weer uitgehaald - een heel hoofdstuk - omdat het daar niet op zijn plaats was en omdat de uitgever die me aanvankelijk tot het schrijven van "De Prijs" aanzette, toen ik haar een deel van het manuscript stuurde - iets wat je nóóit moet doen - terecht opmerkte dat ik bezig was twéé boeken te schrijven.
Maar bij die persoonlijke ervaring van mij kwam dus géén vrouw te pas. Die verzon ik voor "De kim". Ook is ze niet gebaseerd op een vrouw die ik ooit heb gekend, kortom: ze is pure fantasie. Althans, dat dacht ik. Tot er in 1977 of begin 1978 iemand naar me toekomt, iemand die ik al vele jaren kende en die de Groninger kustvaart en heel veel mensen daarvan kende en toen ontspon zich dit korte gesprek:
"Ik heb je boek gelezen."
"En, kon je het waarderen?'
"Mooi boek."
"Dank je."
"Dat schip, dat is de ....."
"Dat klopt."
"En die reder, die Smit, dat is ......"
"Dat klopt ook."
"En die kapitein die je dood laat gaan, is ....."
"Je hebt alweer gelijk"
"Maar die leeft nog. Met die dooie kapitein bedoel je .... van de ....."
"Dat heb je heel scherp gezien, Piet." Hij heette geen Piet, maar dat doet nu even niet ter zake.
Waarna de spreker zich wat naar me over boog en veel zachter, alsof hij me een geheim vertelde en bang was dat iemand het zou horen, zei: "Maar hoe wist jij dat nou van dat
wijf? Dat wist helemaal
niemand."
"Die heb ik verzonnen, Piet. Dat is fantasie."
"Man, dat kan immers niet? Dat is geen fantasie. Die bestáát en die woont in ....." Waarna hij een andere plaats noemde dan die ik heb gebruikt. "Maar dat wist helemaal niemand dat .... daar iets mee had."
Kijk, dan breekt mij de gele klomp natuurlijk. Althans toen. Een mij onbekende dame dringt zich in mijn verhaal. Nu weet ik beter. Nu weet ik dat je je al schrijvende dan wel baseert op eigen ervaringen, maar dat er in die wonderlijke chemie veel meer meespeelt. Als je wat zweverig wilt gaan doen of vatbaar bent voor een beetje zweverigheid, dan zou je bijna gaan denken dat je soms door iets wordt
gestuurd, dat er iets of iemand aan de touwtjes trekt en aan de knoppen zit, waardoor je al schrijvend, onbewust heel dicht bij de waarheid kunt komen. Probeer dan niet om dat te achterhalen, maar accepteer het dankbaar.
Maar welk schip was dat? Wie het weet, mag het zeggen. Wie de mensen herkent, moet hier liever geen namen gaan noemen. Nou ja, die reder, dat mag wel. Die stuurman zal ik zelf noemen. Dat was mijn goede vriend Jan Nutbroek. Een beste kerel en een béste stuurman die later een prima kapitein werd.