Fijn dat je het boek met plezier hebt gelezen, Gerard en ervan hebt genoten. Zeer bedankt voor je reactie. Ik waardeer élke reactie op mijn schrijverijen.
Tja, die titel: "De kim blijft altijd even ver". Ik heb er nooit achter gestaan en had veel liever een kortere titel gehad, maar als je bij een échte uitgever debuteert, heb je daar weinig of niets over te zeggen. Dit was volgens de jongens die het boek, zoals men dat noemt: "in de markt moesten zetten", een goede titel en dus ging dat door. Het verkocht uitstekend, dus ze zullen best gelijk hebben gehad, maar desondanks vond ik het geen mooie titel. Bij de heruitgave had ik die natuurlijk kunnen veranderen, maar dat wilde ik niet omdat ik dat te verwarrend vond. Die heruitgave was mijn eigen idee omdat er maar steeds vraag naar het boek bleef terwijl het al heel lang nergens meer te krijgen was. Ook niet in het tweedehandscircuit. Jarenlang kocht ik elk exemplaar dat ik ergens tegenkwam en later speurde ik het internet af en vroeg tweedehandsboekhandels om het voor me vast te houden als ze het tegenkwamen. Daar kon ik deze of gene dan soms een plezier mee doen.
Maar op zeker moment is het natuurlijk op; alle zesduizend exemplaren zijn ergens terechtgekomen.
Toen er na het verschijnen van "De Prijs" telkens weer gevraagd werd of "De kim..." nog ergens te krijgen was, besloot ik zelf tot een heruitgave in eigen beheer, maar voordat het zover was, vroeg De Alk of zij het boek mochten uitbrengen. Ik meen dat ze er duizend hebben gedrukt, maar hoe de verkoop loopt, weet ik werkelijk niet; dat zie ik in februari weer. Ik weet alleen dat het in 2011 bijna ruim 200 keer werd uitgeleend door de bibliotheken. Was toch mooi weer 24 euro en wie het kleine niet eert...
Overigens dekt de titel de lading toch wel, daar zit het hem niet in. De wervende tekst op het achterplat van de oorspronkelijke uitgave vond ik ook niks, maar ook daar had ik als debutant geen enkele stem in. In de heruitgave heb ik die tekst zelf geschreven en daarin vind je toch een bepaalde verklaring van de titel. Laat me, ook voor andere geïnteresseerden, de volgende uitleg van de oorsprong, de opbouw en de inhoud van het boek geven waarin de tekst zoals die op het achterplat kwam voor een groot deel wordt weergegeven.
- Het verhaal bestaat uit drie persoonlijke ervaringen die volledig los van elkaar staan, maar samengevoegd een — althans naar mijn mening — goed verhaal opleverden. Dit zijn:
- Je kent iemand al vele jaren. Dat wil zeggen: je dénkt hem te kennen. Dan gebeurt er iets waardoor je gedwongen wordt om je in zijn leven te verdiepen. Dan blijkt dat je hem eigenlijk totaal niet hebt gekend.
- Als iemand vele jaren in dezelfde omgeving heeft doorgebracht, in die omgeving heeft geleefd, intens geleefd, dan laat hij daar iets in achter dat soms voor anderen, die daar gevoelig voor zijn, merkbaar is. Voelbaar; bijna tastbaar. Soms lijkt het alsof die persoon daar nog steeds aanwezig is.
- Je maakt iets mee, een heftige of zeer emotionele ervaring. Dat is gebeurd, dat weet je zeker. Toch kan het gebeuren dat je later gaat twijfelen of het wel echt is gebeurd, of je het eigenlijk wel hebt meegemaakt.
Die drie dingen liggen ten grondslag aan dit boek. Kees Bergman, een Nederlandse coasterkapitein, moet in een moeilijke periode van zijn leven een schip overnemen waarvan de kapitein plotseling is overleden. Hij kende de man al vele jaren en had zich ook een mening over hem gevormd, een mening die door iedereen werd gedeeld.
Nu wordt hij door de omstandigheden gedwongen om zich met de nalatenschap van de man bezig te houden, met zijn zeer persoonlijke bezittingen. Hij moet dat zeer nauwkeurig doen omdat daar mogelijk zaken tussen zitten die maar beter niet door anderen gezien kunnen worden. Dat geeft hem al een enigszins andere kijk op de man, alleen doet hij dat af als een onschuldige aberratie, een onbelangrijke verstoring van het beeld dat hij zich door de jaren heen van de man had gevormd.
Dan gebeurt er iets waardoor hij werkelijk begint te twijfelen of hij de man eigenlijk wel kende. Het beeld dat hij van hem had, is grondig verstoord en dat stelt hem teleur. Dit doet hem besluiten om zich nu ook wérkelijk in het leven van zijn overleden collega te gaan verdiepen, om te trachten het verstoorde beeld weer te herstellen. Maar wat hij ook doet, nooit wordt het beeld echt helder. Telkens als hij denkt dat hij een en ander begrijpt, blijkt hij zich vergist te hebben. De waarheid lijkt steeds net achter de kim te liggen.
Uitermate spannend is het niet. Het was ook niet per se mijn bedoeling om een spannend boek te schrijven; ik had dit verhaal op zekere dag zomaar in mijn hoofd, van begin tot einde en dat wilde ik op papier hebben. Al schrijvend moet je dan maar afwachten hoe het loopt. Hoe gaan de figuren zich ontwikkelen? Wat gaan ze zeggen en hoe gaan ze zich gedragen? Als het een goed verhaal is dat zich al spoedig zelf gaat schrijven, heb je dat niet in de hand. Dat is die vreemde chemie van schrijven: het verhaal en de figuren in het verhaal gaan een geheel eigen leven leiden.
Anderen waren van mening dat het wél spannend was. Een recensent spreekt van “in hoge mate spannend.” Maar nogmaals: daar was ik niet op uit. Laat iedere lezer zelf maar uitmaken hoe hij of zij het ervaart. Welke indruk het verhaal achterlaat.
Een verhaal met een vreemd einde. Het einde kón alleen maar een open einde zijn. Hoe had het anders moeten aflopen? De verteller maakt iets mee, heel intens, heel ingrijpend. Toch vraagt hij zich later enigszins verbijsterd af óf hij het eigenlijk wel heeft meegemaakt. Of was het een zeer levendige droom? Dat was het niet, want er zijn ook anderen die gedeelten van het geheel hebben meegemaakt, die de betrokken persoon met eigen ogen hebben gezien. Maar als hij op zoek gaat, vindt hij niets meer terug. Ja, het huis dat een rol speelde, maar daar vindt hij nu andere mensen.
Hij gaat weg, maar blijft zoeken. Misschien blijft hij zijn hele leven wel zoeken en daarom kan het verhaal alleen maar een open einde hebben. De lezer mag raden hoe vaak hij haar daarna nog meent te zien, ergens op de wereld, hoe vaak hij een schouder aanraakt omdat hij meent dat ze het is. Maar als ze zich omdraait, is ze het niet.
Nog niet.
Geen spannend boek, maar wat dan wel? De recensent van “De Kroonvlag” van de KNSM noemde het een magisch-realistische roman.
Dat is dus een van de mensen die ik teleurgesteld heb door niet na twee of drie jaar met een volgend boek te komen. Helaas, het zat er toen niet in. Maar in die kwalificatie "magisch-realistisch" heb ik me altijd goed kunnen vinden. Dat had Joop Seignette goed bekeken.
De dialogen zijn zeer lang... Ja, inderdaad. De handeling bevat een zeer beperkt aantal personen, maar die praten intensief met elkaar en dus krijg je lange dialogen. Gelukkig is de dialoog mijn sterkste kant bij het schrijven. Dialoog en het beschrijven van mensen in hun omgeving. Dat komt omdat ik een verhaal niet van de
buitenkant schrijf, maar er tijdens het schrijven middenin zit. Ik ben ter plaatse aanwezig, kijk om me heen en beschrijf wat ik zie. Ik
voer de gesprekken zelf en luister wat de anderen zeggen. Dat schrijf ik op en dan krijg je
natuurlijke dialogen. Zo praten mensen. Soms is dat lang, soms is dat kort, dat ligt er maar helemaal aan. De recensent van "De Blauwe Wimpel" noemde het "sterke dialogen". Die schreef - en dan geef ik alleen het laatste deel weer:
- Wie oudere jaargangen van de Wimpel doorbladert zal de naam van deze voormalige (hoewel nog jonge) coasterkapitein ontmoeten als de auteur van maritieme reportages en verhalen, even goed geschreven als nautisch verantwoord. Dat hij het vermogen bezit een zeeverhaal van allure te schrijven bewijst het boek, een bijna on-Hollands verhaal waarin realiteit en verbeelding op alleszins verantwoorde wijze ongezocht, niet geforceerd, samengaan. Horsten neemt de lezer mee naar een vreemde, ongrijpbare wereld, waarin de hoofdfiguur, de coastergezagvoerder Bergman — die van de ene op de andere dag de plaats moet innemen van zijn overleden voorganger Van Strien op diens schip — een verhouding krijgt met een jonge vrouw, Agnetha, waarmee ook Van Strien een bepaalde verhouding heeft gehad. Om deze drie personen gaat het in het boek, waarbij Bergman kennelijk poogt zijn eigen identiteit te vinden achter de versluierde levens van zijn voorganger en de mysterieuze, ongrijpbare Agnetha. Helaas blijft — tot aan het eind van het verhaal — de kim voor hem steeds even ver.
De wazige, irreëel aandoende wereld van de vrouw is door Horsten zeer knap, heel overtuigend beschreven. Een uitstekend gecomponeerd, in hoge mate spannend verhaal met sterke dialogen en zich kenmerkend door grote verbeeldingskracht. De auteur bezigt een taal die recht op de man af is. en zoekt daarbij zijn kracht niet in literaire tierelantijnen en geforceerde beeldspraak. Het beschrijven van de navigatie en het leven aan boord van een coaster leveren voor Horsten uiteraard geen problemen op. Hij kent beide uit eigen ervaring. Geen zeeman zal zich dan ook ergeren aan het proza van Horsten die de zeldzame combinatie van beroepszeeman-romancier vormt. Een even onverwacht als welkom debuut.
Als Theo Horsten zijn duidelijk aanwezig talent op de juiste wijze weet te gebruiken is het vrijwel zeker dat Nederland een begaafd zeeschrijver rijker is.
„De kim blijft altijd even ver" van Theo Horsten verscheen als paperback bij De Boer Maritiem in Bussum; omvang 192 pagina's; prijs ƒ 24.50.
Zeer aanbevolen.
v. K.
Een recensie die in nauwelijks driehonderd woorden alles zegt wat er te zeggen valt. Nergens zelfs maar een zweem van kritiek. Er waren veel meer recensies, allemaal op dezelfde toon. Vandaag zou me dat meer doen dan toen, vijfendertig jaar geleden, toen ik van toeten noch blazen wist en in negen maanden tijd gewoon een verhaal uit de Erika portable rammelde, inpakte en naar Unieboek stuurde. Het verkocht toen iets van 5000 exemplaren waarvan 4000, misschien 4500, tegen de volle prijs, de rest in de ramsj. Daar moet je vandaag de dag eens om komen.
Ook deze recensent, mijn goede vriend en mentor Anthony van Kampen, liet ik in de steek. Ook hij had uiteraard een volgend boek verwacht. Stel je eens voor hoe het zou zijn gegaan als ik er toen voor was gaan zitten en fulltime was gaan schrijven. Helaas waren de omstandigheden er toen niet naar. Kees Bergman uit dat boek had het misschien moeilijk, datzelfde gold voor mij. Ik ging door de allerzwartste periode uit mijn leven. Dat hoort er allemaal bij. "Shit happens," zegt men dan. Ik ging langs de rand van de afgrond.
Pas vijfendertig jaar later schreef ik weer een "echt" boek: "De Prijs". Daar zat wel vijfendertig jaar meer levenservaring en kijken in die afgrond achter en wat dat waard is, valt onmogelijk te schatten. Het gaat zoals het moet gaan. "Het komt zoals het komen moet," zei mijn moeder heel vaak, een uitspraak die ik toen langs me heen liet gaan en niet op waarde wist te schatten.
Resten mij nog twee punten die Gerard opmerkte in zijn PB aan mij die voor het overige onder ons blijft omdat het niet voor niets een "persoonlijk" bericht is. Dit raakt echter aan het wezen van het boek en heeft tevens te maken met de vraag wat het dan wel voor een boek is als het geen spannend boek is.
Wijlen mijn vriend
Jan van Hout debuteerde in 1976 - dus een jaar voor "De kim..." - met zijn eerste thriller "Waar de slagen vallen." Dat was een uitstekend boek. Ik kom daar later in een aparte bijdrage nog op terug omdat het een boek is dat ik vooral ter lezing wil aanbevelen bij hen die "Wonen in Warffum". Jan van Hout schreef na dat debuut nog tien thrillers die bij gerenommeerde uitgeverijen verschenen en niet voor niets voert de link hierboven naar Crimezone. Jan wist van wanten. Jan wist van thrillers.
Maar Jan was ook degene die destijds, in 1977, zei dat mijn boek "thrillerelementen" bevatte. Daarbij verwees hij vooral naar hoofdstuk 2, de beschrijving van slecht weer, de passage die naar de mening van Gerard "onontwarbare zinnen" bevat die ik volledig zou moeten corrigeren en herschrijven. Dat laatste is na vijfendertig jaar uiteraard onmogelijk, maar dit terzijde.
Het gaat er maar om of die zinnen inderdaad onontwarbaar zijn en of dat anders had gemoeten. Ik vind van niet. Ik sta nog altijd volledig achter mijn verhaal. Je kunt hele lange zinnen maken, zolang dat maar een doel dient. Wat wil je overbrengen? Je wilt de sfeer overbrengen van een schip in stormweer en ik heb dat gedaan terwijl ik het, al schrijvend, opnieuw beleefde. Ik ga die passage hier integraal weergeven zodat iedereen zelf kan oordelen. Dat kan, ook zonder het hele boek te hebben gelezen.
De passage begint bij het afzetten van de loods bij Bar lightvessel, Liverpool...
- ‘Oslo,’ zei de loods, toen hij zijn briefje nakeek. ‘Gaat u om de noord?’
‘Ja.’
Hij knikte, zijn onderlip vooruit gestoken en stak het briefje weg. ‘Korter, hè? Maar het kan er bar en boos zijn om deze tijd van het jaar.’
Het was ook bar en boos.
Tussen de eilanden merkten we er niet veel van, alhoewel we nogal wat sneeuwbuien over ons heen kregen, maar bij Kaap Wrath liep al een ongewoon hoge deining. Muren van water kwamen met een verraderlijke logheid, door niets gestuit van de Atlantic rollen. De barometer zakte traag, dreigend regelmatig en de weerberichten waren slecht. Een nog uitdiepende depressie, ontstaan uit een kleine storing en tot furieus geweld gebracht door een aantal toevallige factoren, naderde Noord-Ierland, nauwkeurig gevolgd door weerschepen en satellieten, waar het monster met koninklijke onverschilligheid aan voorbijging.
Ik overwoog te ankeren in Loch Eriboll, de enige geschikte plaats, maar wist uit ervaring dat het daar altijd stormde, zodat je een misleidend beeld van de werkelijke situatie op zee kreeg. Ik besloot door te gaan.
Bij Duncansby Head was het al stormweer, maar we gingen door, nog steeds volle kracht voor de zee af.
De volgende morgen moesten we halve kracht gaan draaien, konden het nog volhouden, hoewel de zee nu en dan van beide kanten over ons heen liep, schuimend, bruisend, klevend aan het schip dat log, verlegen waggelde om die watermassa’s van zich af te schudden. De overgang van middag naar avond ging volledig verloren in de zware sneeuwbuien die inktzwart aan de westelijke hemel oprezen om striemend los te barsten in horizontale vlokkenbanen die zich vermengden met de vernevelde golfkammen, uiteen gereten door het nog steeds toenemende geweld van de storm. Ik besloot voor donker bij te draaien nu het nog kon en dat was niet lang meer. Na een zware bui was er even iets te merken van de winterse namiddagschemer en ik keek achteruit naar de aanrollende zee. Meer dan een zee ver kon ik niet kijken, maar ze waren dan ook lang. De weerberichten gaven wel verslechtering, geen enkel vooruitzicht op verbetering of een tijdelijk afnemen en Farsund Radio gaf zelfs een ‘Hurricane Warning’ uit. Het was nu of helemaal niet meer.
We kwamen goed rond, al leek het ook een eeuwigheid te duren toen we dwarszees lagen. Toen ik tegelijk met de verchroomde handels van de verstelbare schroef en de regulateur ook mijn adem losliet, merkte ik pas dat ik ze zo stijf vast had gehad als wilde ik ze verbuigen. Maar, we waren rond. Toen was het ook donker en striemde de volgende bui met ongekende hevigheid op ons neer, wat mogelijk ook kwam door het feit dat we nu pas merkten hoe hard het eigenlijk waaide. Voor de wind af merkte je die hoge zee wel, maar nu, met de kop schuin op de wind, hoorde je pas hoe het brulde. De stuurhuisramen zaten direct verstopt met sneeuw en het floot door alle kieren, waarbij een uiterst fijne poedersneeuw naar binnen kwam, prikkelend in je neusgaten als je dicht bij een raam of deur stond.
We lagen vrij gemakkelijk, al zou het nog wel even duren voor we de juiste combinatie tussen koers, spoed van de schroef en omwentelingen hadden gevonden. Het zou een lange nacht worden, die Kerstnacht.
Het werden lange dagen. Dagen die niet licht werden en waarbij op het lichtste moment van de dag alleen maar een vreemd, diffuus schijnsel in het stuurhuis doordrong, verstrooid door het mengsel van sneeuw en zout dat de ramen ondoorzichtig maakte.
De wachten waren vermoeiend. Zelfs het zitten was krampachtig en lopen bestond uit een verticale versie van het zich op handen en voeten voortbewegen, waarbij de voeten pas over de door poedersneeuw glad geworden stuurhuisvloer verplaatst werden, als de handen een steunpunt hadden gevonden. Het beste was nog om je ergens in te klemmen en ik vond de plaats waar Van Strien altijd moest hebben gestaan, met zijn linker elleboog op de gebogen schaal van de schroefhandel en zijn rechterschouder ongemakkelijk tegen een van de koperen knevels van het stuurhuisraam. Het klopte precies met de slijtplekken in zijn duffel. Die had ik aangetrokken, aangezien ik, wel rekenend op een goed verwarmd stuurhuis en niet op zulk weer, mijn eigen jas thuis had gelaten.
Op Eerste Kerstdag aten we zuurkool met vette, Engelse worstjes, waarbij de stuurman en ik op de bank in de messroom zaten, de opgetrokken knieën tegen de tafelrand en de meester op de vloer, met de rug tegen de verwarming. De stuurman informeerde waar zijn kersteend nou bleef, maar kreeg geen antwoord. Er klonk alleen wat meer gerammel uit de kombuis, waar de kok elk stuk gereedschap dat hij niet meer nodig had onmiddellijk afwaste en opborg.
Onontwarbare zinnen? Dat mag iedereen voor zichzelf beoordelen, maar ik vind van niet. Het is met zeer veel zorg geschreven met een zinsbouw een ritme en een tempo die erop gericht zijn om de lezer mee te nemen in dat slechte weer. Je moet trachten om met woorden te "filmen". Dit was het gedeelte dat volgens Jan van Hout "thrillerelementen" bevatte. Hij zal wel gelijk hebben gehad, maar ook hier geldt weer dat ik daar niet op uit was. Ik schreef gewoon.
Genoeg over dit alles. Nogmaals mijn dank voor de recensie. Het is altijd goed om - zelfs na vijfendertig jaar - ook eens een ander, meer kritisch geluid te horen. Op het tweede punt, de pagina's 90/93 zal ik bij nader inzien verder niet ingaan. Dat heeft geen zin en kan alleen maar leiden tot geouwehoer. De recensent noemt dit "oeverloos gezwam". Dat mag. Misschien, nee, zeer waarschijnlijk, is de verklaring van deze mening te vinden in de eerste woorden van de laatste alinea van deze recensie...
.... "Het is geen gemakkelijk boek..."
TH