Varen in oorlogstijd

Een gezellig, leuk en informatief Scheepvaartforum
Theo Horsten (R.I.P.)

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

--------------------
------------------------------- Afbeelding
---------------------------------------------------------------------New York, augustus 1924, a/b s.s. DjambiI

---------------------------------------------------------------------------------Na de oorlog

---------------------------------------------------------------------------------------------4-
----------------
Mijn vader werd in 1903 in Dordrecht geboren. Na de lagere school - in die tijd acht klassen - ging hij als veertienjarige bij een smid werken. In de winter van 1917 ging hij naar de Burgeravondschool, een onderwijsvorm die bestaan heeft van 1863 tot 1921 en die, zo stond het in de wet, als doel had, het geven van avondonderwijs in vakken die voor ambachtslieden van het meeste belang zijn. Dat omvatte rekenen, wiskunde en tekenen, maar ook natuurkunde, geschiedenis, aardrijkskunde en Nederlandse taal. De cursus duurde vier jaar waarbij hij in die vier jaar overdag op een scheepswerf en in een paar machinefabrieken werkte. Hij haalde met goede cijfers het einddiploma en ging vervolgens naar de machinistenschool. In 1922 deed hij het staatsexamen en kreeg op 12 december 1922 het Voorlopig Diploma Scheepswerktuigkundige uitgereikt. Hij is dan net negentien jaar oud en moet in militaire dienst, bij de pontonniers in Dordrecht. Hij doet het ook daar goed en verlaat de dienst in 1924 als sergeant met diverse aanbevelingen.
  • Afbeelding-- Afbeelding-- Afbeelding
Op 1 maart 1924 komt hij in dienst van de Rotterdamsche Lloyd, als assistent-machinist op de Djambi, een schip dat in 1919 was gebouwd en toen nog een turbineschip. Later, ik meen in 1930, werd het omgebowd tot motorschip. Op de foto in de kop van dit verhaaltje is hij aan zijn eerste reis bezig. Kerstmis 1924 brengt hij bij zijn ouders thuis in Dordrecht door, want op 23 december laat hij in Dordrecht de twee foto's hierboven maken. Hij moet een koffertje met zijn tropenuniform bij zich hebben gehad, want die foto's zijn op dezelfde dag genomen. In 1926 leert hij mijn moeder kennen die vanuit Delfzijl op bezoek was bij haar tien jaar oudere zuster in Rotterdam. Hij is dan vijfde machinist op de Tambora een passagiersschip dat in de maildienst naar Batavia zat. Mijn moeder vertelde vaak dat hij haar toen onmiddellijk liet weten dat hij haar nog niet veel te bieden had omdat hij al zijn diploma’s nog moest halen. Als ik het lijstje met de salarisnormen die het pensioenfonds van de Lloyd in die jaren hanteerde volg, moet hij toen als 5de machinist ongeveer 80 gulden in de maand hebben verdiend. Dat belette hen echter niet om zich op 5 augustus 1927 officieel te verloven, een mooie gelegenheid om weer eens naar de fotograaf te gaan, wat de foto hieronder opleverde. Dat was nog een heel gedoe, want ze hadden hun verloving met zijn tweetjes gevierd en waren een tikkie aangeschoten waardoor ze telkens als die fotograaf onder zijn zwarte doek kroop de slappe lach kregen. Tot hij het zat werd en erg boos uitriep: ‘En nou nog één keer en anders sodemieteren jullie maar op!’ Toen lukte het, maar elke keer als ik naar die foto kijk, zie ik dat voor me en moet ik weer lachen. Toch mooi dat een foto dat effect na bijna negentig jaar nog kan hebben!


------------------------Afbeelding

Bladvulling? Overbodige details? Misschien. Voor mij is het een poging om de sfeer weer te geven van die relatief rustige en voor hun goede jaren voor de oorlog. Het waren jonge mensen die bezig waren iets op te bouwen. En net toen het wat werd, ging het mis en kwam het nooit meer goed. Eerst de crisis van de dertiger jaren en toen de Tweede Wereldoorlog eroverheen. Is het dan vreemd dat mijn moeder zich die jaren op haar bel-etage aan de Schiedamscheweg met haar twee kinderen als de beste jaren van haar leven herinnerde? En dan had ze het over vijf jaar, van 1934 tot 1939. Het was verdomd ook maar een schijntje. Maar ik dwaal af.

In zijn eerdergenoemde cv die hij in augustus 1946 schreef, vind ik: Ging naar school en haalde in buitengewoon korte tijd het diploma A. Werd bevorderd tot 4e machinist. Op een soort verzamelkaart die kort na de oorlog door de Lloyd moet zijn opgesteld, staan de datums waarop hij voor zijn diploma’s slaagde en voor diploma A was dat 26 januari 1927. In Het Volk van 27 januari vind ik dat inderdaad terug …

--------------------------------------------- Afbeelding

Op zijn kaart van de Rotterdamsche Lloyd zie ik dat hij op 5 augustus 1926 als 5de machinist monstert op de Tosari en op 16 augustus weer afmonstert. In de oude kranten vind ik die reis terug: op 7 augustus vertrokken van Rotterdam naar Hamburg en op 12 augusts weer vetrokken uit Hamburg en via Bremen terug naar Rotterdam. Hij monstert op maandag 16 augustus af, maar of hij toen gelijk naar school kon, betwijfel ik. Voordien was de zomervakantie voor het middelbaar en hoger onderwijs van 1 augustus tot 1 oktober, maar juist in dat jaar, 1926, was dat verschoven naar 15 juli tot 15 september. De machinistenschool zal daar weinig van hebben afgeweken dus ik neem aan dat hij in de eerste week van september naar school kon. Hij slaagt goed vier maanden later. Was dat snel voor diploma A? Hij zegt dat het in buitengewoon korte tijd was en ik heb geen reden om daar aan te twijfelen. Veertig dagen later gaat hij met de Menado naar zee, nu als 4de machinist. Daarna gaat hij naar de Slamat, begin 1927 naar de Bondewoso, wordt daar in november 1928 tijdelijk 3de machinist, gaat een jaar later naar de Palembang, nu weer als 4de , maar dat is maar voor één korte reis. Op 15 januari 1930 trouwen ze en goed drie weken later, op 8 februari 1920 gaat hij naar de Ternate. nu vast als 3de machinist, dus dat was een werkelijke promotie. Dat is reis 45 van dat schip en gelijk ook de laatste. Hij gaat in Soerabaya van boord waarna het schip naar Japan gaat voor sloop. Zie de foto hieronder met het originele onderschrift uit het oude fotoalbum dat ik al sinds mijn vijfde jaar ken en dat voor mij in de afgelopen twintig jaar een belangrijke bron van informatie is geweest en een middel om een en ander te reconstrueren en aan elkaar te passen.

-------------------------------Afbeelding
-------------------------------------------------------------De laatste blik op de "Ternate", Soerabaya 30 Aug. 1930

Hoe hij in september 1930 vanuit Indië weer thuiskwam, weet ik niet. Dat moet als passagier op een van de andere schepen van de Lloyd zijn geweest, want hij monstert pas weer op 12 maart 1931, op de Merauke, in 1912 bij ‘De Schelde’ gebouwd, 10.000 dwt met een triple van 3600 IHP en ‘4 schotse kelels elk met 3 vuren (nrs. 603 t/m 606)’, weet Marhisdata me te vertellen. Intussen gaat het economisch alsmaar slechter. Op donderdag 24 oktober 1929 was de New Yorkse beurs gecrasht wat een wereldwijde economische crisis tot gevolg heeft die, zoals dat altijd gebeurt, als eerste de wereldscheepvaart keihard treft. Schepen worden opgelegd of voor sloop verkocht, zoals bij de Lloyd de Tabanan, de Medan en de Ternate.

Eind 1931 begin 1932 gaat hij naar school voor zijn diploma B en slaagt 'binnen de normale tijd'. Volgens zijn na-oorlogskaart krijgt hij op 16 oktober 1932 zijn diploma uitgereikt, maar dat kan niet kloppen omdat dat op een zondag was. Ik kan het verder ook niet checken, want al zijn diploma’s – van die mooie in een harde kaft en met een groen strikje afgesloten – zijn na zijn overlijdem op geheimzinnige wijze verdwenen, net als zijn oude, groene, grootformaat monsterboekje. Ik wist waar die lagen en in de dagen direct na zijn overlijden waren ze er ook nog, maar later zijn ze verdwenen. Heel jammer. Hoe het ook zij, hij slaagt in oktober 1932 en gaat heel kort daarna met de Kota Baroe naar zee. Niet meer als 3de, maar na vier jaar opnieuw als 4de machinist. De crisis zette in volle hevigheid door, schepen werden gesloopt of opgelegd en het was dat de Roitterdamsche Lloyd samen met de ‘Nederland’ een postcontract had met de Staat en zijn wekelijkse maildienst vol móést houden, anders waren er nog meer schepen opgelegd, ook de grote passagiersschepen, want ook in het passagiersvervoer zat zwaar de klad. De Nederlands-Indische regering verlaagde niet alleen de salarissen van de ambtenaren maar ze moesten ook in een lagere klasse reizen, terwijl bovendien grote cncurrentie werd ondervonden van de Duitse lijnen.En dus was het ook voor mijn vader slikken of stikken; die demotie naar 4de machinist gelaten accepteren of ontslagen worden en naar de steun gaan, twee keer per dag stempelen voor nog geen tientje in de week. Op die steunbedragen kom ik straks terug, want die geven een goed beeld hóé slecht het in die jaren was.
Hoe dat verder ging tot aan het uitbreken van de oorlog heb ik in aflevering 2 van dit verhaal al beschreven. Ze begonnen net weer een beetje op te krabbelen uit de ellende van de crisisjaren, toen de oorlog uitbrak. Toen had hij, zoals eerder genoemd, een maandgage van 175 gulden. Hij was toen inmiddels zestien jaar in dienst van de Rotterdamsche Lloyd en was in die tijd van assistent- en 5de machinist opgeklommen tot 3de machinist. In die tijd moest je geduld hebben.

Toch mocht hij voor die jaren nog niet eens klagen. Hij had een vrouw en twee kinderen en vast werk en bovendien zat hij in het pensioenfonds van de Lloyd. Van het begin af aan, want dat was in 1928 gesticht en in 1929 in werking getreden. Ik heb het boekje met alle voorwaarden, bedragen en andere cijfers en ik moet zeggen dat dat voor die tijd bepaald geen slechte voorwaarden waren. Zo kon het zeevarend personeel al op 55-jarige leeftijd met pensioen gaan en het walpersoneel met 60 jaar. Mijn vader had dus, als hij ook na de oorlog bij de Lloyd was gebleven en zijn diploma C had gehaald, in november 1958 als hoofdmachinist met pensioen kunnen gaan. Voor het volle pensioen moest iemand dertig dienstjaren hebben en die zou hij dan hebben gehad. De premie bedroeg 5 procent van de salarisnorm. Die salarisnormen waren, nadat in 1931 ook matrozen, voor- en olieleden deel konden nemen aan het pensioenfonds ...

------------------------------------------------Afbeelding

Ik vind dat een interessante lijst waaruit heel wat af te leiden valt omtrent de verhoudingen uit die dagen. Merk op dat kapitein, hoofdmachinist, administrateur en restaurateur de vier hoogst betaalde mensen zijn en allemaal met hetzelfde salaris van 4500 gulden per jaar. Nu waren dit de salarisnormen waarop de pensioenpremies en de later uit te betalen pensioenen gebaseerd waren, dus mogelijk waren er tijdens de actieve dienst toch wel verschillen zoals bijvoorbeeld kaplaken voor de kapitein en mogelijk bepaalde premies voor hoofdmachinisten, administrateurs en restaurateurs, daar heb ik geen inzicht in en dat doet hier verder ook weinig ter zake. Wat mij bij het doorkijken van dat pensioenreglement opvalt, is hoe goed een en ander georganiseerd was. Vijf procent pensioenpremie, waar de Lloyd dan hetzelfde bedrag bij deed, was heel redelijk. Het volledige ouderdomspensioen bedroeg na dertig dienstjaren 60% van de salarisnorm waarover het laatste jaar de pensioenbijdrage werd berekend, met een maximum van 2700 gulden per jaar, zijnde 60 procent van dat hoogste salaris voor kapitein, hoofdmachinist, adminstrateur en restaurateur. Mogelijk had de een tijdens zijn actieve dienst meer of minder verdiend dan de ander, maar hun pensioenen waren gelijk. Hoe het invaliditeitspensioen, het weduwen- en wezenpensioen geregeld was, ga ik hier nu niet allemaal uit de doeken doen, tenzij iemand dat graag wil weten, dan zal ik dat met alle plezier in een volgende aflevering alsnog vermelden. Waar het om gaat, is dat het naar mijn mening bij de Rotterdamsche Lloyd allemaal prima geregeld was. Bij de Nederland, de HAL en Van Nievelt en waarschijnlijk ook bij Van Ommeren, zal dat vast niet slechter zijn geweest.

Er is echter één ding dat we ons in dit verband goed moeten realiseren. Deelname aan het pensioenfonds was in die jaren niet verplicht. Toen mijn vader tijdens de crisisjaren teruggezet was naar 4de machinist betaalde hij 75 gulden per jaar pensioenpremie, oftewel 6 gulden en 25 cent per maand. Dat mag nu een schijntje lijken, maar in die jaren was dat echt geld. Mijn vader schrijft in datzelfde cv over die jaren …

  • Voer onafgebroken tot 1935. Was practisch nooit thuis. In 1934 werd ons tweede kind geboren. De gage was zo laag dat er geen cent overschoot, ik zelf gaf practisch niets uit. Er moest ontzetten hard gewerkt worden want altijd dreigde ontslag. Studeerde altijd nog wel wat onder de reizen, maar de ware lust ontbrak.

Onder dergelijke omstandigheden is 6,25 per maand veel geld. Een pakje sigaretten kostte een kwartje en een grote pils 10 cent, dus met zes gulden en een kwartje in de maand kón je iets. Per 1 januari 1936 werden alle ambtenarensalarissen met 5 procent verlaagd en de Amsterdamse havenarbeiders protesteerden – tevergeefs – tegen de verlaging van de steunbedragen. Een voorbeeld van de hoogte van die steun …

------------------------------------------------ Afbeelding

In dat licht moeten we die vijf procent pensioenpremie zien en het is dus niet verwonderlijk dat sommigen besloten om dan maar liever niet deel te nemen aan het pensioenfonds. Pas later werd deelname aan het pensioenfonds overal verplicht, maar voor de oorlog was dat zeker niet het geval. Hetzelfde gold voor de verzekering tegen ziektekosten. Vroeger had je de ziekenfondsen. Die waren al heel oud, stamden uit het eind van de achttiende- begin negentiende eeuw. Daar waren er honderden van. In 1895 telde Nederland meer dan 500 ziekenfondsen, maar daarbij was slechts 10 procent van de bevolking aangesloten. Deelname aan een ziekenfonds werd pas in 1941 voor mensen beneden een bepaalde loongrens verplicht gesteld op grond van het Ziekenfondsbesluit. Dat was een initiatief, of liever een maatregel, van de Duitse bezetter. Voor die tijd was het in Nederland nooit gelukt om daar een wettelijke regeling voor op te stellen. Daar was eindeloos over gediscussieerd en gehakketakt dat telkens weer stukliep op allerlei eigenbelangen van de kant van artsen en ziekenhuizen, met daarbij nog de in Nederland gebruikelijke verzuiling door maatschappelijke en kerkelijke verschillen, om het zo dan maar te noemen. Net zoals het ouderdomspensioen in Duitsland al in 1889 door Bismarck was ingevoerd was iedereen tot een bepaalde loongrens daar al heel lang verplicht verzekerd tegen ziektekosten. Dat de Duitse bezetter dat systeem in 1941 ook in Nederland invoerde, was niet omdat de Duitsers het zo goed voor hadden met de Nederlandse bevolking, maar werd ingegeven door puur economische motieven. Nederland had zich vóór 1940 nooit echt hersteld uit de economische crisis die in 1929-1939 begonnen was, maar door de oorlog en de Duitse bezetting trok de economie in de eerste oorlogsjaren op welhaast wonderbaarlijke wijze aan. Er was weer werk, er was weer bedrijvigheid.

Het was in de oorlogsjaren, de jaren van de Duitse bezetting, niet alleen maar kommer en kwel. Zoals dat ook voor andere perioden en gebeurtenissen geldt, is de geschiedschrijving van die tijd door de historici die zich daar als eersten mee bezighielden in veel opzichten op een, achteraf bezien, misleidende manier gekleurd en verdraaid. Pas op: ik heb het hier niet over de holocaust, de jodenvervolging of het wegvoeren van honderdduizenden jonge mannen als dwangarbeider naar Duitsland; ik heb het hier over de economie, over de bedrijvigheid in Nederland tussen 1940-’45. De officiële cijfers zoals die van het CBS uit die tijd deugen niet en geven zodoende een totaal verkeerd beeld. De economie bloeide op. De overzeese contacten vielen weg, maar plotseling lag de Duitse markt, die al sinds 1931 voor Nederland moeilijk toegankelijk was geweest helemaal open en de orders uit Duitsland stroomden binnen. Plotseling was er geen werkloosheid meer en konden de steuncomités hun kantoren sluiten. De winsten waren hoog , de orderportefeuilles waren goed gevuld en er werd weer geïnvesteerd. Nederlandse en Duitse bedrijven werkten nauw samen bij onderzoek en ontwikkeling, wat zorgde voor vernieuwingen. Dat dit in de geschiedschrijving ontbreekt, komt omdat het niet paste in het beeld van ‘goed en fout’ dat door de toenmalige geschiedschrijvers zorgvuldig gekoesterd en in stand werd gehouden. Professor Hein Klemann, hoogleraar Sociale en Economische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, heeft hier een aantal zeer leesbare boeken en artikelen over geschreven die ik bij het schrijven van De Prijs als een van mijn bronnen gebruikte en waar ik nu voor de samenstelling van deze verhalen weer op teruggegrepen heb. Het was allemaal veel minder slecht dan velen het hebben doen voorkomen. Dat geldt óók voor de voedselvoorziening. De Hongerwinter 1944-’45 was iets afschuwelijks; vertel me wat, ik was erbij en heb het gezien, ook al heb ik dankzij de haast onvoorstelbare inspanningen van mijn moeder nooit ook maar één dag honger gehad. Maar juist doordat die Hongerwinter zo afschuwelijk was, overheerst die alles en is als hét beeld van de oorlog bij velen blijven hangen. De werkelijkheid is dat het Rijksbureau voor de voedselvoorziening tot september 1944 rantsoenen wist te garanderen waaraan niemand echt tekort kwam.

Het ging in die eerste drie van de vijf oorlogsjaren helemaal zo slecht nog niet. Het ging zelfs goed. Zo goed dat de Duitse ondernemers de concurrentie van de Nederlanders voelde, een concurrentie die onder meer mogelijk was omdat de lonen van de Nederlandse industriearbeiders lager waren dan die van de Duitse en dat kwam dan weer omdat de Duitse arbeiders sociale premies moesten betalen zoals een ziekenfondspremie en de Nederlanders niet. En dát was wat er achter dat Ziekenfondsbesluit van 1941 zat: een gelijktrekking van de lonen in de Nederlandse en Duitse industrie. Dat soort feiten is zorgvuldig buiten de geschiedschrijving gehouden omdat het niet paste in het beeld van onderdrukking door de Duitse bezetter enerzijds en pure heldenmoed en verzet van de Nederlandse bevolking anderzijds. Bullshit. Het overgrote deel van de Nederlandse volk was niet fout en niet goed, heulde niet met de Duitsers of stortte zich vol overgave in het verzet. Het merendeel van de mensen wilde maar één ding: heelhuids en met zo min mogelijk ellende door de oorlog komen, dat was alles. Na de crisisjaren was het na mei 1940 voor heel veel mensen alleen maar beter geworden. Het merendeel van de Nederlandse bevolking stond onverschillig tegenover het wegvoeren van de joden. Daar was nauwelijks verzet tegen. Het gevolg was dat 75 procent van de Nederlandse joden omkwam tegen maar 40 procent van de Belgische joden. De Denen beschouwden de joden als échte medeburgers en verzetten zich hevig tegen deportatie. Gevolg: 99 procent van de Deense joden overleefde de oorlog. Toegegeven: de Denen genoten onder de Duitse bezetting aanzienlijk meer vrijheid dan de Nederlanders en ontsnapping naar het neutrale Zweden was een stuk eenvoudiger dan ontsnapping uit Nederland, maar toch. Het was een verschil in mentaliteit, wat al voor de oorlog speelde. Wilhelmina wenste in maart 1939 geen opvang voor joodse vluchtelingen uit Duitsland in Elspeet, omdat dat hemelsbreed maar 12 kilometer van paleis Het Loo was en dat vond ze ‘hinderlijk dichtbij’. Elspeet was uitermate geschikt voor een dergelijk kamp, maar het werd Westerbork, van god en alle mensen verlaten en lekker dicht bij de Duitse grens, dan konden ze die vluchtelingen makkelijker terugsturen naar Duitsland. Wilhelmina nam de benen naar Engeland wat de Duitsers een legitieme grond gaf om een militair bestuur in Nederland in te stellen. Ze had naar Nederlands-Indië kunnen gaan en had daar een regering in ballingschap kunnen vormen. In dat geval had Hitler volkenrechtelijk géén militair bestuur in Nederland mogen vormen. Maar dat wilde Wilhelmina niet. De Nederlandse regering in Londen was in feite een farce. De Deense koning bleef in Denemarken en reed elke dag te paard zonder enige begeleiding of beveiliging door Kopenhagen. Hij stak zijn sympathie voor de Deense joden niet onder stoelen of banken, maar het verhaal dat hij als eerste een jodenster zou hebben gedragen, is een verzinsel. De Deense joden hebben nooit een ster hoeven te dragen. Voor het zover was, zaten ze allemaal al in Zweden.

Wat heeft dit alles te maken met de Nederlandse zeelieden tijdens en na de oorlog? Alles, geloof me. Het verklaart de ontvangst van terugkerende zeelieden na de oorlog, of liever: het vrijwel totale gebrek aan ontvangst, het gebrek aan opvang, aan warmte, aan begrip. Datzelfde geldt - en dat wil ik hier heel duidelijk vermelden - voor de ruim 500.000 - een half miljoen - Nederlandse mannen die tijdens de oorlog als dwangarbeider naar Duitsland waren weggevoerd en waarvan er ruim 30.000 niet terugkeerden. Dat zijn grote getallen die we eigenlijk nauwelijks kunnen bevatten. Ook die mannen werden totaal niet opgevangen. Het interesseerde het grootste deel van de Nederlandse bevolking geen bliksem, zo simpel was dat. Over die dwangarbeiders heb ik ook gegevens, maar eigenlijk voert me dat te ver, ook al omdat het enerzijds vergelijkbaar is met de situatie van de terugkerende Nederlandse zeelieden, maar toch wat ver van ons onderwerp hier af staat. Daarom hou ik het bij deze vermelding. Wie er meer van wil weten raad ik het boek aan dat ik eerder noemde en dat ik nu en ook voor mijn boek als bron gebruikte: Martin Bossenbroek - De Meelstreep - Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog, 688 pagina's, Uitgeverij Bert Bakker 2012, ISBN 90-351-2369-7.

De ontvangst na de oorlog mocht dan beneden peil zijn, dat betekent niet dat er niets werd gedaan. De sociale omstandigheden van de Nederlandse zeelieden in de lagere rangen - matrozen, stokers, tremmers etc. - waren voor de oorlog zonder meer treurig. Misschien niet bij de grote rederijen zoals de Rotterdamsche Lloyd, waar ook matrozen en olielieden in het pensioenfonds werden opgenomen, maar voor de rest was het vooral op de wilde vaart gewoon slecht. Al tijdens de oorlog drong het besef door dat hier nodig verandering in moest komen. De vaarplicht werd ingesteld, dus het sprak voor ieder weldenkend mens vanzelf dat daar iets tegenover zou moeten staan. De vakbeweging roerde zich tijdens de oorlog ook al, dus er moest iets gebeuren. Wat daar in Londen op dat gebied allemaal werd bekokstoofd, zal het begin zijn van de volgende aflevering. Het zijn allemaal vrij gecompliceerde zaken die niet in een paar alinea's te vangen zijn. Vandaar de lengte en vooral de lange voorbereiding van mijn stukkies en beetjes.

-------------------------------
© 2016 Theo Horsten

Naast mijn eerdergenoemde bronnen, maakte ik voor mijn beschrijving van de economische situatie in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruik van Hein A.M. Klemann - Nederland 1938-1948. Economie en samenleving in jaren van oorlog en bezetting. Boom Uitgevers, Amsterdam 2002 . ISBN 9789053527672.
-------------------------------

N.B. De vraag van Sparkymul over de visserij heb ik gelezen en genoteerd. Het heeft mijn aandacht en als het even kan, kom ik ook daar nog op terug.
-------------------------------

Gebruikersavatar
Harry G. Hogeboom
Berichten: 14358
Lid geworden op: 22 jul 2004 02:07
Locatie: Canada

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door Harry G. Hogeboom »

Mooooi ZO Theodorus, mooi zo.........gewoon doorgaan, dat gezuip in de kroeg is ook maar niks op je ouwe dag! :lol:
MVG HGH.
"Don't sweat the small stuff"
Gebruikersavatar
rspeur
Berichten: 3111
Lid geworden op: 11 dec 2009 17:41
Locatie: Almere
Contacteer:

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door rspeur »

Mooi weer Theo, en goed dat je het gedoe rond Wilhelmina weer eens onder de aandacht brengt.
Elke generatie Oranje heeft wel wat (veel?) negatiefs.
Maar daar gaat het natuurlijk niet om/over, als ik je verhaal lees hoor ik zo mijn oom weer, die maar kort heeft gevaren maar alles rond de koopvaardij is blijven volgen zolang ik me kan herinneren.
René
Ik leit m'n tong hier altoid foin ofskrape
Gebruikersavatar
hondasevenfifty
Berichten: 257
Lid geworden op: 18 jan 2012 15:30
Locatie: Poeldijk
Contacteer:

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door hondasevenfifty »

http://www.fmc.gov/assets/1/Page/REPORT ... S_1945.pdf

Rapport van commissie waaruit blijkt dat al ruim voor 1941 het scheepsbouw programma in de USA op poten was gezet en dat dit in grote mate heeft bijgedragen op de manier waarop de USA kon deelnemen aan de oorlog en deze waarschijnlijk op die manier heeft bekort.

Hans de Haan
Nemo me impune lacessit
Hans de Haan
Gebruikersavatar
hondasevenfifty
Berichten: 257
Lid geworden op: 18 jan 2012 15:30
Locatie: Poeldijk
Contacteer:

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door hondasevenfifty »

deze link hoort er ook bij ,
http://www.fmc.gov/assets/1/Page/REPORT ... S_1940.pdf

https://www.marad.dot.gov/wp-content/up ... t_1942.pdf

Als je in deze link het jaartal aanpast krijg je het rapport van het des betreffende jaar
http://www.fmc.gov/assets/1/Page/REPORT ... S_1944.pdf
http://www.fmc.gov/assets/1/Page/REPORT ... S_1939.pdf

inflatie heeft in die vijf jaar toegeslagen koste dit rapport 10 cent die van 1946 was al 15 us dollar cent, maar dit ter zijde.

Hans
Nemo me impune lacessit
Hans de Haan
Gebruikersavatar
hondasevenfifty
Berichten: 257
Lid geworden op: 18 jan 2012 15:30
Locatie: Poeldijk
Contacteer:

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door hondasevenfifty »

Omdat het toch winter wordt en dan is er meestal meer tijd om te lezen.

http://www.usmm.org/index.html

Ook onder personeel op de koopvaardij onder USA vlag heerste onvrede wegens het niet erkennen van hun geleverde prestaties gedurende de oorlogs jaren. terwijl ze toch grote risico's liepen ,zeker in 1942/1943 net als de Nederlandse koopvaardij.

Hans
Nemo me impune lacessit
Hans de Haan
Gebruikersavatar
Harry G. Hogeboom
Berichten: 14358
Lid geworden op: 22 jul 2004 02:07
Locatie: Canada

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door Harry G. Hogeboom »

Oorlogs geweld en misdaden door Nederlandse Militairen gedurende de Indonesische Kampagnes van 1945 tot 1949.
Het zal me absoluut niet verbazen als de resultaten van dit onderzoek in " eventjes heel diep slikken" gaan resulteren voor " Nederland in het algemeen"........en dan nog wel door Nederlandse politici en militairen die na WW2 " de mond vol en HET wijsvingertje in de lucht " hadden over het gedrag van de Duitsers :oops: :oops:

Het heeft waarschijnlijk weinig of niks met dit hoofdstuk te maken, maar IN-direct heeft het zeker konnekties denk ik zo maar.

http://www.dutchnews.nl/news/archives/2 ... urce=email
MVG HGH.
"Don't sweat the small stuff"
Hanseaat
Berichten: 73
Lid geworden op: 30 jun 2015 19:37

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door Hanseaat »

Nog even een zijsprongetje. Bijna alle Deense Joden konden dus bijtijds in veiligheid gebracht worden. Minder bekend is dat ook de Bulgaren zich effectief tegen de deportatie verzet hebben. Zo'n 48.000 Bulgaarse Joden hebben het er daardoor levend afgebracht. De Bulgaarse regering was pro-Duits en heeft actief meegewerkt aan de deportatie van Joden uit het door Bulgarije bezette Macedonië en Thracië. De succesvolle sabotage van de deportatie uit Bulgarije zelf werd hoofdzakelijk door de kerken georganiseerd. Zie ook: http://www.stoep.eu/bbarchief/2007/318.pdf
(voorheen deventer05)
Hanseaat
Berichten: 73
Lid geworden op: 30 jun 2015 19:37

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door Hanseaat »

Theo, het ging volgens jou economisch tijdens de oorlog (aanvankelijk) beter dan algemeen werd aangenomen. Mijn vader, veeboer, bevestigde dat. Hij kreeg vanwege de export naar Duitsland aanzienlijk meer voor zijn melk. Hij was blij met de Duitse bezetting (zou toch maar van korte duur zijn). Wat hem er overigens niet van weerhouden heeft om onderduikers onderdak te verlenen. Zwart/wit was het allemaal niet in de oorlog. En over zwart/wit gesproken: hij had een afspraak met de buurman, een NSB-er, dat die hem zou waarschuwen als de Duitsers weer een razzia zouden houden. Wat hij ook steeds gedaan heeft.
(voorheen deventer05)
Theo Horsten (R.I.P.)

Re: Varen in oorlogstijd

Bericht door Theo Horsten (R.I.P.) »

-------------------------------
Nou, 'beter dan algemeen werd aangenomen' ...? Beter dan in veel van de geschiedschrijving wordt gesuggereerd. En inderdaad: het was allemaal niet zwart-wit. Niets was zwart-wit. Lou de Jong wordt, mijns inziens terecht, verweten dat hij te veel vasthield aan 'goed en fout'. Iemand die aan de Duitsers leverde of voor de Duitse werkte, was fout en iemand die onderduikers hielp was goed. Maar als je nu beide deed, wat was je dan? Dat lag niet zwart-wit, dat was grijs en dan had je daarin ook nog 'fifty shades of grey'. Daar gaat het boek van de historicus Chris van der Heijden ook over: 'Grijs verleden'. Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking bevond zich in dat grijze gebied. Het is inmiddels alweer vijftien jaar geleden dat dat boek verscheen. Toen waren er nogal wat oudgedienden die hem er zwaar op aanvielen. Hoe durfde hij te twijfelen aan de loyaliteit en vaderlandsliefde van zoveel mensen? Maar dat gaat net zo als met ons koloniale verleden. Nog niet zolang geleden liep iemand die ook maar iets van 'onze jongens in Indië' durfde te zeggen kans gelyncht te worden. Nu was het boek 'De brandende kampongs van generaal Spoor' van Remy Limpach binnen vijf dagen uitverkocht en moest er haastig een tweede druk komen. Bovendien was het boek aanleiding dat er nu toch eindelijk een diepgaand onderzoek zal komen naar alles wat er tussen 1945 en 1949 allemaal gebeurd is in het voormalige Nederlands-Indië. Over de Tweede Wereldoorlog is het laatste woord ook nog niet gesproken.

Ik zit diep in de volgende aflevering. Die is moeilijk en dus duurt het weer even voordat ik die kan publiceren. Of het verhaal daarmee dan ook afgerond is, weet ik nog niet. Ik kom zoveel interessante zaken tegen dat afronden steeds moeilijker wordt; het is nog lang niet "af". Ik zie voldoende materiaal voor een spin-off naar ... :wink:
Zoals Sheherazade de sultan duizend-en-één nachten aan het lijntje hield door telkens te zorgen dat het verhaal nog niet af was, tracht ook ik Magere Hein of afstand te houden door telkens weer te roepen dat ik nog niet klaar ben met mijn verhaal. :shock:


Plaats reactie