Anton Oliemans hield in 1924 het varen voor gezien. Hij was toen nog maar 22 jaar en werkte daarna vele jaren als kok, onder meer op de boot naar Marken en ook nog in Brussel. In 1936 besloot hij zich helemaal aan het schrijven te gaan wijden en omdat hij de naam Oliemans - terecht - minder geschikt vond, nam hij de achternaam van zijn vrouw, Jentje Beuving.Hans Verschoor schreef:Weet iemand wanneer en om welke reden Oliemans zijn pseudoniem heeft gekozen?
Zo zat dat, Hans.

Dit was het schip waarmee Anton Oliemans in 1919 naar zee ging. de OOSTDIJK van de Rotterdamse rederij Solleveld, van der Meer & T.H.van Hattum, in 1912 gebouwd bij de RDM en als je dat eenmaal weet, is het gemakkelijk, want dan vind je alles wat je wilt weten op de onvolprezen site van Johan Journée. Daar komt bovenstaande foto ook vandaan. Alle bijzonderheden van het schip zijn DAAR te vinden.
Daar beleefde Anton Oliemans dat wat hij later beschreef in zijn gouden klassieker "Ketelbinkie", alleen bracht hij het er levend vanaf. Hoewel... veel scheelde het niet, zoals hij later zelf vertelde:
- Mijn eerste schip was de "blauwpijper" Oostdijk van de rederij Solleveld, van der Meer en van Hattum. Ik weet nog goed dat mijn moeder me die eerste keer met de nachtboot van Amsterdam naar Rotterdam bracht (Nee, ik durfde haar bij het afscheid op de kade echt niet te zoenen). Het schip voer van Cardiff via Gibraltar naar Zuid-Ameria. De Oostdijk had in de Eerste Wereldoorlog voor de Amerikanen gevaren en was ontzettend verwaarloosd, zo erg dat ik er scabiës (schurft) opliep. Ik kon mijn werk niet langer verrichten en ruilde van baantje met de ketelbink. Maar die huidziekte werd erger. Ik kreeg er ook heimwee bij. Enfin, ik was er op een gegeven ogenblik zo beroerd aan toe, dat ik het liefst van alles dood gegaan was. Maar de bootsman en de eerste stuurman hebben mijn leven gered: ze bonden me in m'n kooi in het focsle (vooruit) vast en onder dreiging van een flink pak slaag met het bootsmaneindje moest ik eten, of ik wilde of niet. Als ze zich niet over mij ontfermd hadden, was het gegaan als in het lied: "Met een... een twee drie in Godsnaam ging 't Ketelbinkie overboord".